Het persoonlijk voornaamwoord u is van oorsprong een derde persoon enkelvoud, afgeleid van uwe edelheid. Daarbij hoorde ook een persoonsvorm in de derde persoon enkelvoud: u is. Die combinatie u is wordt tegenwoordig als verouderd beschouwd.
Het vragend voornaamwoord wat wordt zelfstandig gebruikt. Er volgt dus geen zelfstandig naamwoord. Welk(e) wordt meestal niet-zelfstandig gebruikt. Het wordt dan gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
In een zin als 'U en uw partner zijn welkom om 15.00 uur' is u en uw partner juist. In de zin 'U en uw partner zijn welkom om 15.00 uur' is u een persoonlijk voornaamwoord en uw een bezittelijk voornaamwoord. Uw betekent 'van u'. U en uw partner betekent dus 'u en de partner van u'.
Een woordsoort is de naam van een type woord, bijvoorbeeld werkwoord of persoonlijk voornaamwoord. Woordbenoemen is het benoemen van de woordsoort van elk woord in een zin. Dit noem je ook wel taalkundig ontleden. De meeste woorden horen tot een vaste woordsoort, maar soms kunnen woorden veranderen van woordsoort.
Bepaald hoofdtelwoord (je weet precies hoeveel): één, twee, vijf, tien, vijftig, honderd, duizend, honderdduizend, miljoen... Onbepaald hoofdtelwoord (je weet niet hoeveel): weinig, minder, minst, veel, meer, meest, enkele, enige, alle, zoveel, sommige…
Vroeger werd u als aanspreekvorm met een hoofdletter geschreven, maar dat is tegenwoordig niet meer gebruikelijk. Conform de andere persoonlijke voornaamwoorden, schrijven we u (en ook het bezittelijk voornaamwoord uw) met een kleine letter, behalve als het aan het begin van een zin staat.
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
Je schrijft een 'w' als je 'u' combineert met een substantief. Het substantief staat direct achter 'uw'. Je schrijft dus een 'w' als je 'u' possessief gebruikt.
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen. Persoonlijke voornaamwoorden zijn onder andere: ik, je, jij, jou, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, zij (meervoud), mij, me, hem, haar, ons, hen, hun en ze (meervoud).
eerste persoon meervoud voorwerp: ons.
Bijwoord. ▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen. Het is niet zo.
'Zij is directeur geweest'. Deze zin heeft twee werkwoorden: 'is' en 'geweest'. Het belangrijkste werkwoord is 'geweest', dat is een koppelwerkwoord van 'zijn'. Het werkwoord 'is' is in deze zin dus een hulpwerkwoord en het naamwoordelijk gezegde: is directeur geweest.
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. Er bestaan onder meer: bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
' of 'Waar vindt u ons? ' 'Waar vindt u ons? ' is juist. Als het onderwerp van de zin u is, komt er in de tegenwoordige tijd altijd een t achter de stam van het werkwoord.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
'Je' is dus het onderwerp en staat achter de stam 'vind': geen 't' dus! - De gids vindt je nooit meer terug. Nu is het de gids die jou aan het zoeken is - hij of zij vindt 'jou' niet! De gids is dus het onderwerp en dat kan je vervangen door 'hij' of 'zij', waardoor 'vindt' dus wel een 't' krijgt.
Tutoyeren (Frans tutoyer van tu = jij en toi = jou) is iemand aanspreken met jij, je of jou. Men gebruikt dus géén "u", de beleefdheidsvorm.
U staat voor afstand en respect, zakelijkheid en status, maar ook nog altijd voor beleefdheid en onderscheid. Jij en je is in de regel informeel en klinkt kameraadschappelijk en vertrouwd.
Het meervoud van 'u' is 'u'. Sommigen gebruiken 'jullie' als meervoud van 'u', maar dat is niet aan te bevelen. Is het onduidelijk dat 'u' naar meer dan een persoon verwijst, voeg er dan een verduidelijkend woord aan toe ('u allemaal', 'u beiden') of noem de groep ('uw partij', 'uw vereniging').
Woorden als: nul, geen, paar, beide, dozijn, gros worden ook tot de (bepaalde) hoofdtelwoorden gerekend, omdat ze aan het aantal van 0, 2, 12 of 144 worden gekoppeld.
Een woord dat een hoeveelheid aangeeft: vier, derde, enkele, weinig, enz. Er bestaan hoofdtelwoorden (een, twee, drie, enz.), rangtelwoorden (eerste, tweede, derde, enz.) en onbepaalde telwoorden (een heleboel, de laatste).