Wat de titel van het boek is (laat het boek ook zien). Wie de schrijver(auteur) van het boek is. Wie de plaatjes (illustraties) van het boek heeft getekend; wie is de illustrator? Waarom je juist dit boek gekozen hebt.
Wat is een boekbespreking? Je vertelt in de kring iets over een boek dat jij hebt gelezen. Het is belangrijk dat jij het een leuk boek vindt, want dan kun jij daar enthousiast over vertellen aan de klas. Je maakt er een PowerPoint presentatie bij die je tijdens je boekbespreking aan de klas laat zien.
Probeer je boekbespreking niet te kort te maken. Zorg ervoor dat het ongeveer tussen de 5 en 10 minuten duurt. Zorg ervoor dat het leuk is om naar jouw boekbespreking te luisteren en te kijken. beter gaat.
Begin elk boekverslag met de feitelijke gegevens. Dit zijn de gegevens die te vinden zijn op of in het boek, maar waarvoor je de inhoud van het boek nog niet hoeft te lezen. De feitelijke gegevens die je in ieder geval moet vermelden zijn de titel, de schrijver, de uitgeverij, jaar van uitgave en het genre.
In de samenvatting vertel je de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen in het verhaal. Het is aan te raden om dezelfde volgorde aan te houden als het boek. Schrijf de samenvatting in je eigen woorden en let erop dat de samenvatting niet te lang wordt.
Plek in je scriptie
Het voorwoord van een scriptie komt na de samenvatting, maar vóór de inhoudsopgave. De inleiding is het eerste hoofdstuk van je scriptie en komt meteen na de inhoudsopgave.
Je kind komt thuis met de opdracht om een boekverslag te maken. Dit gebeurt meestal in groep 6, groep 7 of groep 8. Eerst leest je kind op school of thuis een boek en daarna mag hij aan de slag met het verslag.
Een synopsis schrijf je voor de uitgever, de flaptekst voor de lezer. Waar je in een flaptekst de lezer vooral wilt prikkelen om verder te lezen zonder te veel weg te geven, verklap je in een synopsis wél de clue.
Op een gegeven moment is je boek klaar voor publicatie en dat vraagt om een feestje: de boekpresentatie. Tijdens dit evenement, dat normaal gesproken op of rond de publicatiedatum van je boek plaatsvindt, wordt je boek voor het eerst aan het publiek getoond.
Verklaar de titel
De titel van het boek vertelt meestal meer dan alleen waar het boek over gaat. Verklaar de titel en kijk niet alleen naar de meest voor de hand liggende verklaring, maar probeer ook iets verder te denken. Soms heeft een titel meerdere verklaringen. Noteer alles wat je kunt bedenken en onderbouwen.
Hoe is een boek opgebouwd? Dat is natuurlijk afhankelijk van jouw eigen wensen, maar er is wel een standaard opbouw welke het meeste gebruikt wordt. Deze standaard opbouw is; Franse titelpagina, blanco pagina, titelpagina, colofon, inhoudsopgave/inleiding en dan verder met de inhoud van het boek.
Het is een manier voor kinderen om boeken te presenteren. Tijdens een boekbespreking vertellen de kinderen over een door hun gekozen boek. Dit moet een boek zijn wat ze helemaal gelezen hebben of waar ze nog mee bezig zijn. Over dit boek moeten zij allerlei vragen beantwoorden zoals 'Wie is de schrijver?
De meeste kinderen leren lezen in groep 3 van de basisschool. Eerst zijn dit korte, klankzuivere woordjes. Vanaf groep 4 neemt de gemiddelde lengte van woorden en zinnen toe en worden het taalgebruik en de verhaallijnen complexer. Daarnaast is er meer aandacht voor begrijpend lezen.
Kleuters in groep 1 en groep 2 zijn volop bezig met 'voorbereidend lezen' en 'ontluikende geletterdheid'. Ze maken spelenderwijs kennis met geschreven taal en letters. Zo wordt de basis gelegd voor het leren lezen in groep 3.
Het onderwerp van een boek geeft aan waar het boek over gaat. Er zijn bijvoorbeeld boeken die reisverhalen, sport of familie als onderwerp hebben. Ook zijn er boeken die gaan over dieren, oorlog of magie.
Alleen met een boek op de bank is leuk, maar het is nog leuker als u over het boek, de schrijver en literatuur kunt praten met anderen. Dat kan in een leeskring, een kleine groep mensen die hetzelfde boek leest. Leeskringen kunnen bij de Bibliotheek terecht om gebruik te maken van leeskringkoffers.
Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen . Je kunt kijken naar de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes en de plaatjes. Meestal heb je dan al een goed beeld van waar de tekst over zal gaan en kun je dit in één of enkele woorden beschrijven.
In je inleiding geef je algemene informatie over je onderwerp en baken je je onderwerp af zodat je lezer weet waar je onderzoek over gaat. Met die informatie beschrijf je jouw doelstelling, probleemstelling en presenteer je de hoofdvraag en deelvragen van je scriptie.
Aan het einde van de inleiding geef je de stelling (jouw mening) van dit betoog. Op je eindexamen neem je de stelling over die je gegeven is in de opdracht. Belangrijk: geef nog geen argumenten in de inleiding, die komen in het middenstuk.