De sterkste intermoleculaire binding is de waterstofbrug, waterstofbinding, H-brug of H-binding (vier namen voor hetzelfde begrip). Voor de waterstofbrug is enerzijds een waterstofatoom nodig dat gebonden is aan een N-, een O- of een F-atoom.
Hoe sterker de vanderwaalsbinding tussen twee moleculen is, hoe hoger het kookpunt is van die stof. Het kost dan meer moeite om de bindingen te verbreken, dus is daar meer energie en dus warmte voor nodig. De vanderwaalsbindingen tussen zwaardere moleculen is sterker.
Het S-atoom kan slechts 2 bindingen vormen. Het F-atoom heeft één ongepaard elektron en kan dus 1 covalente binding vormen. Een S-atoom kan op die manier 6 F-atomen binden. Het S-atoom verkrijgt echter geen octetstructuur: het heeft zelfs 12 elektronen rond zich.
De binding tussen zuurstof en waterstof is polair-covalent waardoor een klein ladingsverschil ontstaat binnen die verbinding. Door de opbouw van het watermolecuul, H-O-H, waarbij de atomen niet in een lijn liggen maar onder een hoek heeft het watermolecuul een positieve en een negatieve kant.
De sterkste intermoleculaire binding is de waterstofbrug, waterstofbinding, H-brug of H-binding (vier namen voor hetzelfde begrip). Voor de waterstofbrug is enerzijds een waterstofatoom nodig dat gebonden is aan een N-, een O- of een F-atoom. Anderzijds is er een "vrije kant" nodig van een N-, O- of F-atoom.
In het periodiek systeem staat het element H op plaats 1. Een waterstofatoom is opgebouwd uit 1 proton in de kern en 1 elektron, dat om het proton heen beweegt. Waterstof is een molecuul (H₂) dat is opgebouwd uit twee waterstofatomen (H).
De twee atoombindingen in een watermolecuul zijn polaire atoombindingen. Daardoor is een watermolecuul een dipoolmolecuul. Dipoolmoleculen richten zich naar elkaar en trekken elkaar onderling sterk aan. Hier het molecuulmodel van water.
Voorbeelden van moleculen met polaire atoombindingen zijn water (H2O) en waterstofchloride (HCl). De covalentie-elektronen in dit soort bindingen worden sterker aangetrokken door het meest elektronegatieve atoom dan door het minder elektronegatieve.
Eén voorstelling van metaalbinding is dat het metaal een rooster vormt van positieve metaalionen met daartussen vrije, beweeglijke elektronen. Tussen deze tegengesteld geladen ionen en elektronen heersen sterke elektrische aantrekkingskrachten die het geheel stevig aan elkaar houden.
De binding tussen atomen van twee verschillende chemische elementen, zoals in het HF-molecuul, is polair: de elektronenwolk trekt meer naar het fluoratoom dan naar het waterstofatoom. Statistisch gesproken bestaat het polaire molecuul voor een deel van de tijd uit een H+- en een F−-ion.
De ionbinding is de binding tussen metaalatomen en niet-metaalatomen in een zout. De metaalbinding komt voor binnen metalen. Het is de binding tussen positief geladen protonen en de negatief geladen elektronen. De vanderwaalsbinding is de binding tussen moleculen van een moleculaire stof.
De tabel hiernaast benoemt de chemische elementen van het periodiek systeem en rangschikt ze op kookpunt. Het eerste element is Helium en het laatste Wolfraam.
Water (H2O) is een zeer polaire verbinding, omdat de waterstofatomen niet recht tegenover elkaar aan het zuurstofatoom zitten.
Zo heeft alcohol bijvoorbeeld een kookpunt van 78 graden Celsius. Water heeft een kookpunt van 100 graden Celsius. Tijdens het koken de is de stof altijd precies de temperatuur van het kookpunt.
Een covalente binding of atoombinding is een chemische binding tussen atomen, waarin de atomen een of meer gemeenschappelijke elektronenparen hebben. Atomen van niet-metalen gaan met elkaar covalente bindingen aan. Deze vorm van chemische binding vormt moleculen en samengestelde ionen.
Covalentie zegt iets over hoeveel bindingen een atoom aan kan gaan. In het plaatje hieronder zie je een methaan molecuul (CH4). Hier heeft waterstof (H) een covalentie van 1 en koolstof (C) een covalentie van 4. Dit betekent dat waterstof zich aan 1 ander atoom kan binden en koolstof aan 4 andere atomen.
Een apolaire verbinding is een molecuul bestaand uit een chemische binding waarin de elektronen zodanig verdeeld zijn, dat het zwaartepunt van hun negatieve lading samenvalt met het zwaartepunt van de positieve lading.
. In de formule zie je alleen atomen van niet-metalen. Uit je waarnemingen bij experiment 1 kun je afleiden dat de stof kaarsvet in geen van beide fasen stroom geleidt.
Zouten. Zouten zijn opgebouwd uit positief en negatief geladen ionen die samen een kristalstructuur vormen. De aantrekkingskracht tussen deze tegengesteld geladen deeltjes wordt ionbinding genoemd. Zouten zoals bijvoorbeeld natriumsulfaat hebben een samengesteld ion.
De binding die metaaldeeltjes bij elkaar houdt is dus zeer sterk. Deze binding noemen we de metaalbinding. Zouten hebben ook hoge smeltpunten en kookpunten. De ionen in deze stoffen worden door de ionbinding bij elkaar gehouden.
Waterstofgas is het lichtste gas en heeft bij atmosferische druk een kookpunt van slechts -252 °C en een smeltpunt van -258 °C. De dichtheid bedraagt slechts 0,08988 gram/liter (ter vergelijking: dichtheid water: 1000 gram/liter), en toch heeft het de hoogste energie inhoud per gewichtsverhouding.
Er zijn verschillende voordelen te benoemen voor waterstof. Deze gasvormige stof kan namelijk worden geproduceerd. Daardoor kan waterstof in feite niet opraken. Daarnaast kan waterstof worden opgeslagen en getransporteerd.
Waterstof is eerst en vooral niet giftig en vormt dus geen gevaar bij inademing. Het is echter ook kleurloos, geurloos en smaakloos wat maakt dat het niet opgemerkt kan worden door een persoon.