Sociale ongelijkheid uit zich voornamelijk door de ongelijke verdeling in een maatschappij op gebied van status, macht, inkomen en vermogen, kennis, maatschappelijke positie en leefstijl. Door deze ongelijke verdeling kunnen er duidelijke sociale verschillen bestaan tussen burgers in een maatschappij.
Iedereen moet vanaf de geboorte een gelijke kans hebben op posities in de maatschappij.
Voorbeelden: Ongelijke machtsverdeling: mensen met meer macht hebben meer hulpbronnen zoals geld en connecties. Ongelijke verdeling van bezit (schaarse en hooggewaardeerde zaken): verschillen in kennis en vermogen (geld) Mensen met een hogere status worden anders behandeld dan mensen met een lagere status (minder luxe)
In Nederland is het zo dat de overheid maatregelen neemt om inkomensverschillen tussen mensen te verkleinen. Dit gebeurt door premies en belasting die betaald moeten worden en uitkeringen en toeslagen die ontvangen worden.
De Gini-coëfficiënt is een statistische maatstaf van de ongelijkheid in een verdeling, met name voor inkomen of vermogen.
Ongelijkheid is volgens hen slecht voor de gezondheid, zorgt voor meer geweld, meer criminaliteit, meer tienerzwangerschappen, meer obesitas, meer depressies, meer wantrouwen, meer kindersterfte, meer stress en minder sociale mobiliteit. Ongelijkheid is niet alleen slecht voor arm, maar ook voor rijk.
ongelijkheid ontstaat doordat verschillen in bijvoorbeeld vooropleiding, sociaal milieu, sekse, etnische afkomst leiden tot verschillen in inkomen en/of aanzien; voorbeelden geven van het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder (sociale mobiliteit);
De oorzaken van vermogensongelijkheid
Het gemiddelde rendement op bijvoorbeeld aandelen ligt vele malen hoger dan de economische groei. De mensen waarvan een groter deel van het inkomen bestaat uit vermogensinkomsten profiteren hiervan. Ook overerfbare ongelijkheid is een belangrijke oorzaak.
Migratie en mobiliteit van mensen moet beter en veiliger georganiseerd worden. Ook moet er een einde komen aan discriminerende wetten en praktijken die ongelijkheid alleen maar groter maken. Iedereen moet gelijke kansen hebben en betrokken worden bij alle sociale, economische en politieke aspecten van de maatschappij.
Sociale ongelijkheid is de ongelijkheid tussen verschillende bevolkingsgroepen binnen een land. Met sociale ongelijkheid kan worden gekeken of de welvaart in een land wel eerlijk over de mensen is verdeeld. Vaak wordt dit een model afgebeeld, een Lorenzcurve.
Grote verschillen in welvaart tussen groepen mensen noemen we sociale ongelijkheid. In Brazilië verdienen de meeste mensen in het zuidoosten prima, maar het noordoosten is even arm als veel gebieden in Afrika. Wanneer er tussen gebieden grote verschillen zijn in welvaart, dan noem je dat regionale ongelijkheid.
Verschillen tussen leerlingen uit lagere en hogere sociale milieus zijn substantieel, en blijken in deze periode nauwelijks te veranderen. Dit contrasteert duidelijk met het beeld van een snel groeiende ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs dat de laatste jaren is ontstaan.
Situatie dat gebieden binnen een land zo sterk van elkaar verschillen op sociaal economisch terrein, dat dit als een maatschappelijk probleem word ervaren.
Je plek op de maatschappelijke ladder, bepaald door macht, status en inkomen. Zo staan bovenaan de maatschappelijke ladder beroepen als artsen, advocaten en directeuren, terwijl meer onderaan de maatschappelijke ladder beroepen staan als vakkenvullers, schoonmakers en vuilnismannen.
Sociaal kapitaal gaat onder andere over het maatschappelijk vertrouwen van mensen, en hun sociale relaties. Dat is belangrijk voor je levensgeluk; zo hangt een goed sociaal netwerk samen met meer tevredenheid en een grotere gezondheid.
Wereldwijd onderzoek laat de landen zien waar de ongelijkheid in vermogen het grootst is. Weyzig noemt landen als Libanon, Cyprus en Turkije.
Inkomensongelijkheid sinds 1990 vrijwel stabiel
Zo drong in 2019 de inkomensherverdeling de Gini-coëfficiënt terug van 0,54 (primair inkomen) naar 0,29 (besteedbaar inkomen). Geen gegevens beschikbaar over de jaren '78-'80, '82-'84 en '86-'88.
Arm betekent dat je niet rijk bent. Je hebt dan weinig geld. Als je rijk bent heb je juist genoeg geld om goed van te kunnen leven. In Europa is er een kloof tussen arm en rijk binnen de verschillende landen.
Mensen met een lage sociaal economische status: wat drijft en belemmert hen bij sport en bewegen. Mensen met een zogenoemde lage SES (sociaal economische status) bewegen minder dan mensen met een hoge SES.
Wie uit een familie komt met een grote stamboom en een traditie van hoogwaardigheidsbekleders of succesvolle zakenlieden heeft, wordt automatisch een hogere status aangerekend dan zij die deze bagage niet hebben. Ook de etnische afkomst speelt een rol.
Het is mogelijk om te 'klimmen' op de maatschappelijke ladder door een goede opleiding, het beroep dat iemand uitoefent, status en inkomen. Maar iemand kan natuurlijk ook 'dalen' in de maatschappelijke ladder als hij zijn beroep niet kan uitoefenen en als zijn status of inkomen daalt.
Hoe groter de ongelijkheid tussen inkomens, des te groter de gezondheidsverschillen. Ze ontdekten ook dat er een relatie is tussen inkomensongelijkheid en overgewicht, tienerzwangerschappen, opleidingsprestaties, psychische gezondheid, drugs- en alcoholmisbruik en criminaliteit.
Indeling van mensen hun maatschappelijke positie, bepaald door macht, status en inkomen. Zo staan bovenaan de maatschappelijke ladder beroepen als artsen, advocaten en directeuren, terwijl meer onderaan de maatschappelijke ladder beroepen staan als vakkenvullers, schoonmakers en vuilnismannen.
economische ongelijkheid, verschillen in bezit en inkomen. affectieve ongelijkheid, verschillen in mogelijkheden om mensen aan zich te binden.