Voor de vervoeging van de persoonsvorm enkelvoud neem je de ik-vorm als uitgangspunt. De persoonsvorm meervoud is gelijk aan het volledige werkwoord (de infinitief). Vind jij?/Vindt u? * Uitzondering: ik-vorm als 'jij' na de persoonsvorm komt.
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op verschillende manieren schrijven: alleen de stam van het werkwoord, stam + t of het hele werkwoord. Vaak kun je goed horen hoe je de persoonsvorm moet schrijven. Als de stam op een d eindigt, let dan goed op!
Als er een hoofdpersoon "je/jij" voor het werkwoord staat, dan gebruik je de stam+t. Als er een hoofdpersoon "hij/zij/u/het" voor of achter het werkwoord staat, dan gebruik je de stam+t.
Persoon en getal
Het persoonskenmerk kan verder gespecificeerd worden naar getal, zodat er een eerste persoon enkelvoud (Nederlands ik) en een eerste persoon meervoud (wij) is. Hetzelfde gaat uiteraard op voor de tweede persoon (jij/ u/ jullie) en de derde (hij/ zij (enkelv./meerv.)/ het/u).
Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm is de vervoegde vorm van het werkwoord. De persoonsvorm past zich aan aan het onderwerp van de zin. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
De persoonsvorm meervoud is gelijk aan het volledige werkwoord (de infinitief).
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede persoon enkelvoud (je, jij) en bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) altijd een –t toegevoegd aan de ik-vorm. Dit hoeft niet als een werkwoord al eindigt op een –t (het is: hij zit en niet hij zitt).
Tweede persoon enkelvoud en meervoud (jij, u en jullie)
Persoon wordt uitgedrukt door de verschillende persoonlijke voornaamwoorden, zoals "ik" (eerste persoon), "jij" (tweede persoon) en "zij" (derde persoon) . Het heeft ook invloed op hoe werkwoorden worden vervoegd, vanwege onderwerp-werkwoordovereenkomst (bijv. "ik ben" vs. "jij bent").
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
D / dt (tegenwoordige tijd): u rijd / u rijdt
adviezen>spelling>d t of dtadviezen>grammatica>vervoegingwerkwoordD / dt (tegenwoordige tijd): u rijd / u rijdt Vraag Is het u rijd of u rijdt? Antwoord U rijdt is correct. Toelichting De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd op basis van de stam van het …
De infinitief (of: onbepaalde wijs) is een vormcategorie van het werkwoord. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.
Zoudt is een verouderde persoonsvorm die van oorsprong bij het persoonlijk voornaamwoord gij hoorde: het was gij kwaamt en gij wildet (met een -t), dus ook gij zoudt. Voor de aanspreekvorm gij is later u in de plaats gekomen. Daarbij hoort de werkwoordsvorm zou: het is zou u, net als zou hij/zij en zou jij.
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jou, zij, hen, hem, etc. De vorm hangt af van: de 'persoon': Als je over jezelf praat, gebruik je de eerste persoon.
Zo kennen we het auctoriaal perspectief, ook wel de alwetende verteller genoemd, het personaal perspectief en het meervoudige perspectief.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
De combinatie het brandt is standaardtaal in België in de betekenis 'er woedt (een) brand'. Standaardtaal in het hele taalgebied zijn er is brand en er woedt een brand. Het brandt in de Kalmthoutse Heide. Er is een brand in de Kalmthoutse Heide.
onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.t. (taalkundige term) De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.
Nederlands. Deze voornaamste hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn: hebben wordt gebruikt voor de vorming van de voltooide tijden van de bedrijvende vorm. zijn wordt gebruikt voor sommige bedrijvende voltooide tijden en voor de voltooide tijden van de lijdende vorm.
Het zelfstandig werkwoord (ZWW)
Wanneer een werkwoord in een zin de handeling aangeeft, dan is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord. Het zelfstandig werkwoord is dus het belangrijkste werkwoord. Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin. (Vaak is het 't laatste werkwoord van de zin).
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze.