Engerling (foto: Anne Oosterbaan)De meikever heeft allerlei natuurlijke vijanden. Kevers worden gegeten door vogels (uilen, kraaien, mezen) en de engerlingen worden onder andere gegeten door mollen, woelratten, dassen, wilde zwijnen, kraaien, meeuwen, spreeuwen.
De volwassen meikever vliegt het liefst 's nachts en hierdoor zijn vleermuizen belangrijke vijanden. Vleermuizen sporen de kevers op door hun echolocatie en plukken ze uit de lucht. Overdag worden de kevers vooral door vogels zoals mezen, kraaien en spreeuwen en andere insecteneters zoals kikkers gegeten.
Vleermuizen zijn één van de natuurlijke vijanden van de meikever maar ook mezen, kraaien en kikkers eten de volwassen kevers. De meikevers leven echter maar enkele weken waardoor ze snel terug uit het straatbeeld verdwijnen. De engerlingen daarentegen kunnen tot vijf jaar in de grond aanwezig zijn.
Voor het bestrijden van de kevers zelf : In de boomteelt worden eind april lampen opgehangen met daaronder een bak met water en zeep. De kevers komen op het licht af, vallen in het water en verdrinken. Zonder zeep blijft de structuur van het water intact en de kevers lijden onnodig lang voordat ze verdrinken.
Ze houden niet van water. Engerlingen gaan dan dieper in de grond zitten. Het water geeft planten daarnaast de kracht om door te groeien en het uiteindelijk te winnen van de larven.''
Het laatste stadium, als vliegende kever, is alleen maar bedoeld voor de voortplanting: partner zoeken, paren en eitjes leggen. Langer dan een paar weken vliegen de meikevers niet, dan sterven ze.
Ondergronds leven
Wanneer de volledig ontwikkelde meikever in het voorjaar uit de aarde kruipt en wegvliegt, heeft hij het grootste deel van zijn leven er al op zitten. Hij heeft dan drie tot vier jaar ondergronds doorgebracht in het larvestadium. Het volwassen insect leeft maar vier tot zes weken.
De familie Heideman benut een beproefd middel om meikevers te vangen. Een bouwlamp boven een teil met water. De insecten zijn vooral in de schemering actief. Ze komen op het licht af, raken verblind, tuimelen in de teil en verdrinken.
De meikevers worden 20-30 mm lang. De zijkant van hun achterlijf is zwart met witte driehoekige vlekken. De antennen, poten en vleugelschilden zijn roodbruin van kleur. Junikevers lijken sterk op de meikever, maar zijn slechts 14-18 mm lang en zijn dicht behaard.
Ze komen wijdverspreid voor in loofbossen, tuinen en boomgaarden. Meikevers hebben een duidelijke voorkeur voor zomereik, beuk, haagbeuk en fruitbomen. Ook op kunstmatige lichtbronnen komen ze af. Overdag zijn meikevers niet actief en rusten ze op boomtakken uit.
Meikeversoep werd tot medio vorige eeuw in Frankrijk en Duitsland gegeten, de smaak lijkt een beetje op kreeftensoep. De meikevers ontdoen van vleugels en poten, in boter aanbraden en in kalfs- of kippenbouillon gaarkoken.
Ze leven vooral op eiken en beuken. In mei en juni vliegen ze massaal rond, waarbij ze een duidelijk zoemend geluid maken. Volwassen meikevers vliegen 's avonds nadat de zon is ondergegaan rond de toppen van loofbomen. Meikevers vliegen ook als het stikdonker is rond, en komen dan op lamplicht af.
Wil je dus voorkomen dat engerlingen in je gazon komen, plaats dan preventief sterk geurende planten en kruiden in je tuin, zoals bijvoorbeeld citroenkruid en knoflook. Engerlingen zijn niet dol op die geur, en zullen zich verplaatsen.
Engerlingen in het gras brengen schade met zich mee. De larven voeden zich namelijk met de wortels van het gras. Hierdoor kan het gazon te weinig vocht en voeding opnemen om het gras groen te houden. Echter zal de grootste schade aan het grasveld ontstaan door de vogels die de engerling als lekkernij zien.
Groot voordeel voor de clubs is dat de spreeuwen eerder broeden dan kraaien en roeken, twee soorten die ook dol zijn op engerlingen en emelten. Deze vogels ploegen met hun grote snavels meters grasmat om en zorgen zo voor veel ergernis. De kraaien en roeken kunnen als alleseters elders ook voedsel vinden.
10-15 cm diepte. Deze eitjes komen na ca. 4-6 weken uit en zo zijn de vraatzuchtige Engerlingen geboren. Sommige Engerlingen kruipen gedurende de wintermaanden diep onder de grond en komen bij het stijgen van de bodemtemperatuur weer bij de graszode, waar weer grote schade wordt aangericht.
Vijanden van de kever zijn o.a. vogels, reptielen, amfibieën, zoogdieren en insecten.
In april en mei komen de Meikevers uit de grond en gaan ze op zoek naar plekken waar ze zichzelf kunnen voeden. Deze voedsel zoektocht duurt doorgaans twee weken waarna de vrouwtjes geslachtsrijp terugvliegen naar waar ze zijn uitgekomen. Op deze plek leggen ze doorgaans meer dan 20 eieren.
Dan pas ontstaan er schadeplekken door de engerlingen. Als de plaag heel ernstig is dan zie je dat het jaar erop de plaag weer weg is. De natuur lost dit ook vanzelf op, natuurlijke vijanden nemen toe en dan duikt zo'n schadeplek twee á drie jaar later weer ergens anders op.
Men zegt dat zo'n engerling met zijn kaken venijnig hard kan bijten en dat je daarom best handschoenen draagt.
Een van de eenvoudigste manieren om kevers te bestrijden in huis is door ervoor te zorgen dat alle voedselproducten verpakt zijn en het liefst in een koele en geventileerde omgeving staan. Daardoor zorgt u ervoor dat de kevers hier niet bij komen.
Na de paring laten de vrouwtjes zich plots uit de lucht vallen. Zo vallen ze op de grond, en maken daarbij wellicht een tussenlanding op jouw hoofd, en leggen vervolgens hun eitjes op de bodem. ,,De junikever is een soort meikever die rond zonsondergang bovengronds komt.
Een andere belangrijke maatregel voor het bestrijden van junikever bij vollegrondteelten, is het stomen van de grond tijdens de teeltwisseling. Op deze manier dood je de aanwezige engerlingen en poppen in de grond af.
Een volwassen meikever voedt zich met verschillende bovengrondse plantdelen, zoals bladeren en bloemen. Bij een grote omvang van de plaag kan een boom of struik zelfs volledig kaalgevreten worden. De engerlingen leven in de grond en vreten hier de ondergrondse plantendelen aan, met name de wortels.
Zij zijn actief in de avonduren. Dan zwermen ze in grote aantallen rond de boomkruinen of vliegen over weiden. Plaatselijk kunnen ze massaal voorkomen. Overdag rusten ze in struikgewas en bomen.