'De mens is voor Plato het wezen tussen de geestelijke wereld en de waarneembare lichamelijke wereld. Pas door het aanbrengen van scheiding tussen lichaam en ziel bereikt de mens zijn eigenlijke bestemming. Daarom moet er voor Plato een voortbestaan van de ziel na haar scheiding van het lichaam zijn. '
De Ideeënleer (ook wel Vormenleer) is een bekende theorie van Plato. Plato stelt dat de realiteit bestaat uit twee niveaus, namelijk de waarneembare, zintuiglijke wereld waarin alles veranderlijk is en de eeuwige, onveranderlijke wereld die alleen toegankelijk is voor het denken.
In de ideale staat van Plato worden alle talenten zo gerangschikt, dat ze het best tot hun recht komen. Ieder mens krijgt de rol waarvoor hij of zij het meest geschikt is. In deze staat wordt het bestuur niet democratisch gekozen. Ook afkomst, geslacht, geld of macht zijn voor de selectie van de bestuurders irrelevant.
De Duitse filosoof Martin Heidegger definieert de mens als Dasein, Er-zijn. De mens is niet in abstracto: hij is altijd in-de-wereld, tussen andere mensen, deel van een tijdgeest en cultuur. Als zodanig is er veel dat de mens aan zijn eigen bestaan niet te kiezen heeft. Heidegger noemt dit de geworpenheid van de mens.
De mens is volgens Aristoteles een dzooion politikon ('een levend wezen dat op de polis betrokken is'). Net als bij Plato gaat het in de aristotelische ethiek om de plaats van de mens in de stadstaat (polis). Echter bij Aristoteles is de staat er omwille van de mens.
Daarmee toont Nietzsche zich een representant van het postromantisch expressivisme, dat een vitaal, creatief bestaan voorstaat. De mens is een scheppend schepsel dat zichzelf in de loop van zijn leven een eigen vorm kan geven. 'In de mens zijn schepsel en schepper verenigd.
Een mens is 'goed' als hij zijn aangeboren eigenschappen gebruikt.Hij kan alleen gelukkig zijn als hij al zijn kwaliteiten inzet in het nastreven van deugd. Wijsheid is volgens Aristoteles de hoogste vorm van deugd. En daarmee komen we weer bij de vraag hoe we dat ding dat we deugd noemen kunnen herkennen.
Mensen (Homo sapiens) zijn intelligente primaten die gekenmerkt worden door hun rechtopstaande houding en tweevoetige voortbeweging, hun fijne motoriek en gebruik van werktuigen, hun complex taalgebruik en geavanceerde en zeer georganiseerde samenlevingen.
Een mens heeft taal, moraal, zelfbewustzijn, een vrije wil en een dier heeft dat niet. Maar de evolutie van aapachtige voorouder naar de huidige mensvorm vertoont geleidelijkheid en tussenvormen. Nogal wat filosofen bestrijden daarom de mogelijkheid om zo'n absolute scheidslijn te trekken tussen mens en dier.
Volgens de wetenschap verschillen we dan weer niet van dieren en bestaat ons bewustzijn uit niets meer dan elektrische signalen in ons brein. In deze standpunten wordt de mens van buitenaf beschreven. Ze reduceren de mens tot ons gedrag en ons functioneren en dan blijkt dat we inderdaad niets bijzonders zijn.
'God' en 'goddelijk' worden in het klassiek Grieks vaak gebruikt om aan te geven dat een bepaalde zaak 'verheven' is, boven het gewone, menselijke, uitstekend. Het duidt ook niet noodzakelijkerwijs een 'persoonlijke' God aan; Plato spreekt zonder onderscheid de ene keer over 'God', de andere keer over 'de goden'.
Het woord "platonische" stamt af van de Griekse filosoof Plato. Hij dacht dat een platonische liefde de hoogste vorm van liefde is die iemand kan hebben. Daarnaast dacht hij dat liefde alleen kon bestaan tussen twee mensen met gelijke rechten en een gelijke status.
Plato heeft een grote invloed gehad op het latere christelijke denken en de christelijke pedagogiek. Hij zocht er als filosoof en pedagoog naar om zijn leerlingen op te voeden tot de kennis van het ware, het goede en het schone.
Definitie. Eén graad Plato komt overeen met één gewichtsprocent droge, opgeloste stoffen in vloeistof. Het aantal procenten droge, opgeloste stoffen (grotendeels suikers) in het wort wordt het stamwortgehalte genoemd.
Plato wil niet dat rijkdom de maatschappelijk status bepaalt, maar zelfs dat is nog beter dan de democratie, die op de vierde plek staat. De enige staatsvorm die erger is dan een democratie is volgens hem een tirannie – waar een democratie overigens altijd op uitloopt.
Plato en Socrates
Hij is voorbestemd tot een politieke carrière, maar besluit onder invloed van Socrates zijn leven te wijden aan de filosofie. Socrates is een wijsgeer die veel rondhangt op het marktplein van Athene, continu vragen afvurend op voorbijgangers. Met die Socratische methode trekt hij veel volgelingen aan.
Van alle apen lijken bonobo's het meest op mensen. Onze genen zijn voor ruim 98,6% hetzelfde! Wist je dat er apen zijn die, net als mensen, kunnen zingen?
De filosofie of wijsbegeerte is de oudste theoretische discipline die het streven uitdrukt naar kennis en wijsheid. De filosofie houdt zich bezig met de fundamentele vragen over zaken als het bestaan, de werkelijkheid, de rede, waarden, taal en het menselijke verstand.
Dieren hebben een intrinsieke waarde, een waarde die los staat van hun nut of gebruikswaarde voor de mens. Dit betekent dat de mens het belang van het dier, bijvoorbeeld om pijn en lijden te vermijden, moet respecteren.
Het kan variëren van persoon tot persoon en kan gebaseerd zijn op verschillende filosofische, psychologische of culturele perspectieven. Een voorbeeld van een mensbeeld is het geloof dat mensen van nature goed zijn en het beste nastreven voor zichzelf en anderen.
Mensbeelden uit de werkelijkheid
Die komt voort uit hoe mensen werkelijkheid waarnemen, opnemen, duiden en richting geven voor het handelen. Hierbij kot vooral sociologisch en psychologisch onderzoek aan bod. Wij mensen vereenvoudigen elke dag de complexe wereld om ons heen.
Het goede is dan groter dan het kwade, en omvat het. In meer alledaagse opvattingen is er echter een tegenstelling tussen goed en kwaad, en die tegenstelling ontlaadt zich veelal als strijd. Op dit principe zijn verhalende "teksten" (in de ruimste zin; ook films, spellen en sprookjes zijn voorbeelden) gebaseerd.
Wat doet een filosoof? Vooral waarnemen en nadenken. Een filosoof geeft geen pasklaar antwoord op alle grote vragen over ons bestaan. Hij denkt wel na over de werkelijke betekenis van deze vragen en bestudeert op een kritische manier de verschillende antwoorden die er ooit gegeven zijn.
Socrates (469-399 v. Chr.) Thomas Hobbes (1588-1679) Thomas More (1478-1535)