De heetste ster in het heelal is ongeveer 40.000 graden. CFBDSIR J1458+1013B blijft echter koud omdat het een zogeheten bruine dwerg is. Zulke 'mislukte sterren' hebben een kleinere massa, waardoor er niet voldoende druk ontstaat en het niet warm genoeg wordt om kernfusie van waterstof te laten plaatsvinden.
En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer. Je kan het heel goed vergelijken met een stuk ijzer dat opgewarmd wordt. Eerst kleurt dat rood, dan geel, dan wit en tenslotte blauw.
Hiermee zijn gammaflitsen de helderste en heetste gebeurtenissen in het heelal sinds de oerknal (die uiteraard nog veel heter was). De Boemerangnevel, op een afstand van 5000 lichtjaar tot de aarde, heeft een ijzingwekkende temperatuur van slechts 1 graden Kelvin – slechts een fractie boven het absolute nulpunt.
VY Canis Majoris (VY CMa) is een type M superreus of hyperreus in het sterrenbeeld Grote Hond (Canis Major). Het is een van de grootste sterren die in het heelal zijn ontdekt. De straal van de rode ster is ongeveer 1420±120 maal zo groot als die van onze zon, waardoor onze zon er enkele miljarden malen in zou passen.
Wetenschappers hebben een piepklein stukje aluminium verwarmd tot een temperatuur die normaal alleen in de zon of het midden van een kernexplosie is te vinden. Met behulp van een röntgenlaser kon het metaal korte tijd worden verhit tot 2 miljoen graden Celsius, berichten de onderzoekers deze week in het vakblad Nature.
Hoogste temperaturen ooit gemeten
Noord-Amerika: 56,7°C op 10 juli 1913 in Furnace Creek, Death Valley, Verenigde Staten. Afrika: 55,0°C op 7 juli 1931 in Kébili, Tunesië Azië: 55°C, in Al Majmaah, Saoedi-Arabië, op 8 juni 2019.
Op de maan is het altijd heel erg koud
De maan heeft geen atmosfeer en daarmee ook geen bescherming tegen de straling van de zon. In het zonlicht is het er 120°C boven nul. Zonder atmosfeer kan er op de maan ook geen warmte worden vastgehouden. Aan de nachtzijde is het dan ook meteen ijskoud, 170°C onder nul.
De gigant heeft de bijnaam Hyperion gekregen, naar een Titaan uit de Griekse mythologie. Hyperion is het grootste object dat we tot nu toe in het vroege heelal hebben waargenomen.
De aarde bevindt zich dicht bij het centrum van het zonnestelsel, op ongeveer 150 miljoen kilometer, ofwel 8 lichtminuten van een gele dwerg, die bekendstaat als de zon. De aarde draait rond deze gele dwerg met een gemiddelde snelheid van 30 km/s.
Vrijwel tot aan de zogeheten waarnemingshorizon, op 13,8 miljard lichtjaar afstand. Langer antwoord: Hoe groter een telescoop is, hoe meer licht hij opvangt en hoe verder hij in het heelal kan kijken. Met het blote oog kun je niet verder kijken dan 2,5 miljoen lichtjaar - de afstand tot het Andromedastelsel.
Enorme temperatuur
De 'absolute hitte' zoals Planck die voorstelt is een gigantisch hoge temperatuur. Dat kun je moeilijk vergelijken met een warme zomerdag: De Planck-temperatuur is 1.41 x 10(^32), ofwel 141.000.000.000.000.000.000.000.000.000.000 graden Celsius.
Astronomen hebben met behulp van de Alma-telescoop nieuw licht geworpen op de koudste plek in het heelal, oftewel de Boemerangnevel. Deze nevel is met een temperatuur van één graad Kelvin (-272,15 graden Celsius) het koudst bekende object in het universum.
De laagste temperatuur die we ooit op aarde hebben gemeten is 89,2 graden Celsius onder nul. Dus -89,2°C. Dat was bij het Vostok Station, een Russisch onderzoekstation op Antarctica.
Koude sterren (met spectraaltype K en M) stralen het grootste deel van hun energie uit in het rode en infrarode deel van het elektromagnetische spectrum, en zien er dus rood uit, en hete sterren (met spectraaltype O en B) stralen overwegend in de blauwe en ultraviolette golflengten, waardoor zij er blauw of wit uitzien ...
De kleur van een ster geeft aan welke temperatuur hij heeft: de koudste en oudste sterren zijn roodachtig, terwijl de heetste en jongste blauwig zijn. Dit komt doordat het blauwe licht energierijker is dan het rode, en hoe heter een ster is, des te meer van dat blauwe licht hij zal uitzenden.
Orion is een van de opvallendste sterrenbeelden. Vooral Orions gordel, die bestaat uit drie heldere sterren op een rij, is makkelijk te herkennen. Orions gordel wijst recht naar de ster Sirius in het sterrenbeeld Grote Hond.
Het universum wordt kleiner en kleiner en steeds warmer. Uiteindelijk stort alle materie in zwarte gaten ineen, die vervolgens fuseren tot één gigantisch zwart gat of Big Crunch-singulariteit (een singulariteit is een punt met een bijna oneindig grote dichtheid).
Er is een nieuwe recordhouder in de ruimte: een gammaflits die op 23 april werd waargenomen komt van een object dat 13,1 miljard lichtjaar ver staat. De leeftijd van het heelal is 13,7 miljard jaar, dus deze flits is slechts 600 miljoen jaar na de oerknal ontstaan.
Een lichtjaar is de afstand die licht in een jaar kan reizen - dat is ongeveer 9 460 000 000 000 kilometer! Licht heeft ongeveer 4,2 jaar nodig om de afstand naar de dichtstbijzijnde ster buiten ons zonnestelsel te overbruggen, daarom zeggen sterrenkundigen dat Proxima Centauri 4,2 lichtjaren van ons is verwijderd.
Het absolute nulpunt of nul Kelvin, is min 273 graden Celsius, de temperatuur waarop atomen in theorie volledig zouden moeten stoppen met bewegen. Met een temperatuur van 100 nanoKelvin zijn de BEC's in het ISS kouder dan de gemiddelde temperatuur in de ruimte, waar het zo'n 3 Kelvin is of -270 graden.
Wel 100 keer groter dan de aarde. Door de felheid waarmee de zon schijnt, zien we overdag de andere sterren niet.
Ongeveer twaalf keer zo klein als onze zon. Dat is de kleinste ster die tot nu toe gevonden is. Wetenschappers van Cambridge University noemen hem EBLM J0555-57Ab. EBLM J0555-57Ab mag dan wel klein zijn, hij is wel tien keer zo groot als onze aarde.
De maan cirkelt om de aarde en de hoge waterstand volgt de beweging van de maan. Als de maan er niet zou zijn, zouden de getijden niet helemaal verdwijnen – omdat de zon ook getijden veroorzaakt – wel zijn de getijden zonder inbreng van de maan tot wel 75 procent minder sterk. De getijden worden dus zwakker.
Als je op Aarde een appel laat vallen, valt hij. Als een astronaut aan boord van het ruimtestation een appel laat vallen, valt deze ook, het lijkt alleen niet zo. Dit komt omdat ze samen vallen; de appel, de astronaut en het station. Maar ze vallen niet naar de Aarde, ze vallen er rond.