De formule voor de inhoud van een bol is V = 4/3 πr³.
Wanneer we een bol vergroten met vergrotingsfactor (k) dan zien we dat: Oppervlakte(nieuw) = Oppervlakte(oud) x k² en Inhoud(nieuw) = Inhoud(oud) x k³. Om de inhoud van een bol te bepalen, maken we gebruik van Pi (π).
1. Gewoon uitrekenen. V = l * b * h Volume = lengte x breedte x hoogte LET OP geen dm met cm vermenigvuldigen. V = oppervlakte x hoogte.
Kort gezegd komt het voort uit het feit dat als je twee kegels neemt met vergelijkbare afmetingen als de bol, het uiteindelijk zo zou zijn dat het volume van die twee kegels gelijk zou zijn aan het volume van de bol . Met behulp van een beetje wiskundige tovenarij wordt de 4/3 afgeleid van dit feit.
De inhoud van een bolsegment met hoogte h is gelijk aan 1/3ph2(3R - h), waarbij R de straal van de bol is.
Inhoud of volume berekenen
Het volume of de inhoud van een balkvormig voorwerp, hoe groot of klein ook, bereken je heel eenvoudig als volgt: lengte x breedte x hoogte. Bij een kubus krijg je dus drie keer dezelfde waarde. Het resultaat is een x aantal kubieke meters (of cm's, natuurlijk).
Deze formule kan je ook gebruiken om de omtrek te berekenen. Als je weet wat de diameter is, gebruik je de formule: diameter * pi = omtrek. Soms wordt de formule ook anders gebruikt: omtrek = pi * 2 straal. Hierbij wordt in plaats van de diameter 2 keer de straal gebruikt.
De grootte van een warme luchtballon kan erg variëren, afhankelijk van het type ballon en de doeleinden waarvoor het wordt gebruikt. Kleine luchtballonnen kunnen een inhoud hebben van 1000 m³ terwijl de grotere luchtballonnen een inhoud van 10 000 m³ overschrijden.
De inhoud of het volume van een voorwerp (lichaam) is de grootte van het gebied dat door dit voorwerp wordt ingenomen in de driedimensionale ruimte. Als basis in drie dimensies geldt dat de inhoud van een rechthoekig blok gelijk is aan lengte × breedte × hoogte.
De inhoud van een balk is heel makkelijk te berekenen. Door de lengte x breedte x hoogte met elkaar te vermenigvuldigen bereken je de inhoud van een balk.
Inhoud en volume zijn voor veel leerlingen gelijke begrippen. Inhoud is echter niet helder gedefinieerd en kan ook vertaald worden naar wat er in een pot zit of het aantal gram. Volume is eenduidig de ruimte die iets inneemt.
Het getal π, soms geschreven als pi, is een wiskundige constante, met in decimale notatie de getalswaarde 3,141 592 653... Het getal is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel. Het getal π komt voor in veel verschillende formules binnen de wiskunde en natuurkunde.
Vorm van een cirkelvergelijking
Een cirkel wordt altijd beschreven door de formule (x-a) 2+ (y-b) 2= r 2. Hierin is a de x-coördinaat van het middelpunt en b de y-coördinaat van het middelpunt. Het middelpunt is dus gegeven door M(a,b). R is de straal van de cirkel.
De formule om volume te berekenen is V = m/ρ, waarbij ρ (rho) de dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm tot de macht 3) is, m de massa in gram (g) en V het volume in kubieke centimeter (cm tot de macht 3).
Je berekent eerst het grondoppervlak, dus lengte keer breedte van het stuk grond waar de piramide staat. Als laatste heb je nog de hoogte nodig, dan kan je de formule voor het berekenen van de inhoud invullen. De formule is Inhoud = 1/3 x oppervlakte grondvlak x hoogte.
V = l * b * h Volume = lengte x breedte x hoogte LET OP geen dm met cm vermenigvuldigen. Stand van het water aflezen , voorwerp onderdompelen en dan weer de stand van het water aflezen. Het verschil is het volume.
De kubieke decimeter stelt dezelfde inhoud voor als één liter: 1 dm³ = 1 l.
De formule voor de inhoud van een bol is V = 4/3 πr³.
De massa-energierelatie van Einstein: E = mc^2 (Uitleg)
Emke blaast een ballon op. Daarna wordt de inhoud gemeten en deze blijkt 9,2 liter te zijn.
Hoe bereken je de omtrek en de oppervlakte van een cirkel? De formule voor de omtrek van een cirkel is 2 x pi x straal (2 π r).
Een oppervlakte bereken je door een eendimensionale lengte (1D) te vermenigvuldigen met een eendimensionale lengte, bijvoorbeeld cm x cm. Oppervlakte druk je daarom uit in machten van 2: bijvoorbeeld cm². Volumes vormen we door er een diepte aan toe te voegen, bijvoorbeeld cm x cm x cm.