Factorregel Rekenregel waarbij het percentage, uitgedrukt in een kommagetal, gebruikt wordt als vermenigvuldiger of deler. Voorbeelden: - 80% van de 400 toeschouwers was tevreden over de uitslag van de wedstrijd. Bereken het aantal toeschouwers. Oplossing: 0,80 x 400 = 320.
Voor groeifactoren gelden de volgende regels: Bij een toename deel je het percentage door 100 en tel je dit getal bij 1 op. Bij een groei van 34% kun je de groeifactor dus berekenen door 34/100 = 0,34 bij 1 op te tellen. De groeifactor is dan dus 1,34.
Het verschil van twee getallen krijg je door deze getallen van elkaar af te trekken. Voorbeeld: Bereken het verschil van 80 en 14. De delen die je van elkaar aftrekt, noem je ook termen. De termen in het voorbeeld 80 – 14 zijn 80 en –14.
Wat is procenten - asymmetrie
Er is sprake van procentenasymmetrie in situaties waar er bij een gegeven hoeveelheid eerst een bepaald percentage bij gedaan wordt en daarna eenzelfde percentrage eraf gehaald wordt (of omgekeerd). Je komt in dit geval niet op het getal uit waarmee je begon.
(€20.000 / €110.000) x 100% = 18,18%
Het verschil in omzet tussen 2020 en 2021 is €20.000 en het gemiddelde van de twee getallen is €110.000. Het percentage dat het verschil uitmaakt, is dus 18,18%.
Het kind kan met eenvoudige getallen de 1%-regel toepassen en kan uitleggen dat 1% van een hoeveelheid of getal kan worden berekend door te delen door 100 of te vermenigvuldigen met 0,01. Bijvoorbeeld: 3% van €120,-. Eerst doe ik €120 : 100 = € 1,20 en dan €1,20 x 3 = €3,60.
Om het percentage van een deel ten opzichte van een totaal te berekenen, deel je het deel door het totaal en vermenigvuldig je met 100. Bijvoorbeeld, als je 50 appels hebt van een totaal van 200, is het percentage 25%.
Stel dat 1% een honderdste deel is (1/100), dan zou 30% dus 30×1/100 zijn = 30/100.
Jouw loon kun je op je loonstrook zien. Om hier vervolgens 70% van te berekenen, moet je het bedrag delen door 100 en dan vervolgens keer 70%. (voorbeeld: laten we zeggen dat je € 2.000 bruto overhoudt per maand, dan doe je: 2.000 : 100 = 20 x 70 = 1.400).
Een percentage van een getal berekenen is heel eenvoudig. Je rekent eerst 1 procent uit van het getal.Je doet dit door het getal te delen door 100.Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage.
Anders gezegd, hoeveel % is waarde b gestegen/gedaald t.o.v. waarde a? Deel de nieuwe waarde (b) door de oude waarde (a=100%). Vermenigvuldig het resultaat van stap 1 met 100. (Is de uitkomst groter dan 100 dan hebben we te maken met een stijging, is deze kleiner dan 100, dan hebben we te maken met een daling.)
Laten we zeggen dat u een jurk hebt gekocht voor 160 euro, inclusief btw, met 21% btw. Dus de belasting op uw artikel is: 21*160/100= 33,60 euro. - In het geval van de totale waarde hebben we meer te maken met een omgekeerde procentuele berekening. De formule is dan: 100*deelwaarde/percentage.
Vergrotingsfactor uitrekenen
De vergrotingsfactor reken je uit door de lengte van het beeld te delen door de lengte van het origineel. Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel Het origineel is het figuur waar je mee begint en na de vergroting/verkleining hou je het beeld over.
Als we kijken naar de deling van 16 door 4, dan noemen we 16 en 4 de factoren. Als je 2 getallen bij elkaar optelt dan heet dat in de wiskunde een som. Als we kijken naar 4 + 5, dan zijn 4 en 5 de termen. Als je 2 getallen van elkaar aftrekt dan heet dat in de wiskunde het verschil.
Een verkleining heeft dus ook een vergrotingsfactor. Deze vergrotingsfactor is dan kleiner dan 1. Als we het dus bijvoorbeeld hebben over een beeld dat 20 keer kleiner is dan het origineel, dan is de vergrotingsfactor van dit beeld 1/20 = 0,05.
Of je maakt gebruik van een cirkel. Het geheel is 100%. Daar moet je het 1 7 deel van nemen. 100 % : 7 = 14 2 7 %.
Een bijkomend aspect van gelijknamig maken is ook dat soms verschillende breuken dezelfde waarde hebben: 2/3 = 8/12. Omgekeerd betekent dit dat je soms breuken met grote getallen kun "vereenvoudigen": 8/12 = 4/6 = 2/3.
Het optellen van procenten bij een getal is vrij eenvoudig. Je vermenigvuldigt het getal met het percentage dat je wilt toevoegen en deelt vervolgens het resultaat door 100. Het antwoord is het bedrag dat je moet optellen bij het oorspronkelijke getal.
Wat als we 10% krijgen? Tien procent is een tiende van 100%. Om 10% uit te rekenen, deel je door tien. Dus 10% van 20 minipizza's, is 2 minipizza's.
De regel van drie of drieën
Dit wil zeggen als de ene grootheid groter wordt, vermeerdert de andere in dezelfde mate. En als de ene grootheid kleiner wordt, vermindert de andere grootheid eveneens steeds in dezelfde mate. Als 500 gram kaas € 4 kost hoeveel kost 200 gram dan? (OF Hoeveel kaas kun je kopenvoor € 7,= ?
Heb je van de breuk een honderdste breuk gemaakt, dan geeft de teller het aantal procent weer; 40⁄100 is gelijk aan 40%. Heb je van de breuk een kommagetal gemaakt, dan kun je het vermenigvuldigen met 100; 0,4 x 100% = 40%.