„Een woordfamilie”, legt Telling uit, „dat zijn alle woorden die gemaakt worden met dezelfde stam, bijvoorbeeld met 'werk': 'werkster', 'werkstuk', 'werkloos', enzovoort.
Woorden zijn vaak afgeleid van andere woorden. Dat komt doordat woorden tot woordfamilies behoren. Een voorbeeld van zo'n woordfamilie is die van het zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord met de variant als werkwoord.
het verbuigen en vervoegen van woorden
Abstract: De vorming van woorden (één van de deeltaalvaardigheden) (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs p. 37) Ook wel: morfologie.
We spraken erover met taalwetenschapper Vivien Waszink die gespecialiseerd is in neologismen (nieuwe woorden).
Je hebt gezocht op het woord: ZOIETS. zo·iets (onbepaald voornaamwoord) 1iets dergelijks: hoe vind je zoiets?; als ik dat hoor, dan heb ik zoiets van … dan denk ik …
Om verwarring te voorkomen is het dus belangrijk de juiste schrijfwijze te hanteren. Wil je zowel ouders als kinderen uitnodigen, dan schrijf je: Familie B.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een 'zelfstandigheid' aanduiden. Dat kunnen concrete zaken zijn, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, brug, hout).
Zo'n wordt gecombineerd met enkelvoudige zelfstandige naamwoorden die telbaar zijn: zo'n kind, zo'n mooie spiegel, zo'n idee. In combinatie met meervoudige zelfstandige naamwoorden gebruiken we zulke: zulke kinderen, zulke grote ramen, zulke problemen.
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs.
Zelfstandig naamwoord
Maandag is de meest gehate dag van de week.
De voor- en achternaam van personen schrijf je met hoofdletters. Als de achternaam begint met een tussenvoegsel, krijgt dat tussenvoegsel ook een hoofdletter als het vooraan staat: De Vries, Van der Laan.
Schrijf mevrouw en de heer bij voorkeur voluit. Als de voorkeur van de geadresseerde niet bekend is of als het gender van de geadresseerde niet relevant is, kunt u volstaan met de voor- en achternaam. In de plaats van de voornaam kunt u ook de voorletter(s) vermelden.
Hé is langer; hè is kort. Zoals €line zegt is correct. 'Hé, jij daar!' Jij bent afgevallen hè?'
Jullie gebruiken we (in plaats van "u"): in informele siuaties; om onderlinge verbondenheid uit te drukken; als de aangesprokene minder status heeft.
Een nevenschikking met en/of betekent 'of x, of y, of x en y'. Bouwovertredingen worden bestraft met een gevangenisstraf van minimaal acht dagen tot maximaal vijf jaar en/of een geldboete van minimaal 25 tot maximaal 50.000 euro.
In Nederland is het gebruikelijk om eerst de organisatienaam en eventueel de afdeling te vermelden, daarna de naam van de geadresseerde, en dan het adres. In België is een andere volgorde gebruikelijk: eerst komt de naam van de geadresseerde en eventueel de afdeling, en daarna pas de naam van de organisatie.
Schrijf afkortingen van traditionele academische titels, zoals doctorandus (drs.) of ingenieur (ir.) met een kleine letter en met een punt aan het einde. Deze titels staan altijd voor de naam.
Weet je of de geadresseerde in de sollicitatiebrief een man of een vrouw is, dan gebruik je 'Geachte heer (achternaam)' of 'Geachte mevrouw (achternaam)'. Onthoud dat het altijd beter is om wel je aanhef persoonlijk te maken door eerst te achterhalen wie de persoon is waarnaar je schrijft.
De afkorting voor de heer en mevrouw is “dhr.en mevr.” of “dhr.en mw.”, maar het wordt aangeraden om deze afkortingen voluit te schrijven. Dit geldt ook voor de afkorting van de heer en de afkorting van mevrouw als ze individueel voorkomen.
Tussenvoegsels zoals de, van, el of da krijgen een kleine letter als er voorletters, een voornaam, een ander tussenvoegsel, of de achternaam van de partner voor staan: B. de Vries, Gert van der Laan, Caro Blok-de Lint, Van de Geijn.
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een persoon, ding, concept of plaats. De meeste zinnen bevatten minimaal één zelfstandig naamwoord of voornaamwoord. Ze worden vaak voorafgegaan door een lidwoord (de, het of een), maar niet altijd.
Vragende bijwoorden: hoe, waarom, waarheen, wanneer.