Een antagonist is een strekkende spier die tegen de beweging door een agonist inwerkt. Zo zorgt een antagonist ervoor dat een ledemaat zich strekt en terugkeert in de rustpositie. Een voorbeeld is de triceps, die de biceps tegenwerkt.
De biceps (musculus biceps brachii) en de triceps (musculus triceps brachii) als tegenstanders in de bovenarm, die buigen en strekken, zijn daar een goed voorbeeld van. Spieren die het tegenovergestelde doen worden ook wel antagonisten genoemd. Deze spieren antagoneren elkaar.
spieren waarvan de werking tegenovergesteld is, bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Iets wat het tegenovergestelde van elkaar doet heet een antagonist. Een voorbeeld hiervan zijn spieren in je bovenarm. Als je je arm buigt worden de biceps kort en dik maar de triceps worden juist langen en dun.
De antagonist van deze spier is de Musculus tibialis anterior, gelegen bij het scheenbeen.
Deze spreken de schuine, rechte en diepe buikspieren aan als hoofdverantwoordelijke (ofwel agonist) van de beweging. Daarnaast worden bij de plank ook de onderrug spieren geprikkeld, als tegenhanger (antagonist) van de buikspieren.
De biceps laat laat buigen en de triceps die zorgt voor een strekking van de arm. Om er voor te zorgen dat de spieren elkaar niet telkens tegenwerken door om de beurt aan te spannen verslapt de antagonist wanneer de agonist aanspant. Voorbeelden van agonist en antagonist zijn: Quadriceps en hamstrings.
Voor het inademen gebruik je de buitenste tussenribspieren, hun antagonist (spieren die precies het tegenovergestelde doen) zijn de binnenste tussenribspieren, die maken de borstkas weer kleiner. Als je extra hard wilt uitblazen kun je ook nog je buikspieren gebruiken om je middenrif weer terug te duwen.
3 antwoorden
hoi dit komt denk ik doordat je tegen de zwaartekracht in werkt als je op je tenen gaat staan en op die manier je kuitspier aanspant. Bij de antagonist heb je altijd de zwaartekracht meewerken en die hoeft dus minder kracht te leveren.
In de klassieke strijd tussen goed en kwaad is de protagonist gewoonlijk de 'held' van het verhaal en de antagonist is, of vertegenwoordigt, de kwade genius of de 'slechterik'. De antagonist van het verhaal probeert het de protagonist moeilijker, of onmogelijk, te maken zijn doel te bereiken.
Aan de achterkant van het dijbeen liggen enkele grote spieren, antagonisten van de quadriceps. Dit zijn de m. biceps femoris (tweehoofdige dijspier), de m. semitendinosus (halfpeesachtigespier) en de m.
Aan de bovenkant van de kom van de schouder zit de lange bicepspees aan het labrum (kraakbeen) vast. Deze aanhechting kan van voor tot achter losscheuren bij letsels waarbij er hard aan de arm getrokken wordt.
Een typische zenuw is de nervus musculocutaneus. Deze zenuw verdeelt zich in een motorische tak voor de biceps en een gevoelstak die naar de huid gaat van de bovenarm.
De kaak heeft de sterkste spier, het oor de kleinste
Niet de grote spierbonken zoals bil en bovenbeen, maar de kaakspier is, gemeten naar kracht per vierkante centimeter, het sterkst. Volgens Van de Vijver kan dit spiertje wel 4000 newton in beweging brengen – dat is 400 kilo.
Antagonist (Oudgrieks: ἀνταγωνιστής, antagōnistḗs) betekent 'tegenstander' of een 'tegenstelling van meningen'. Een antagonist is een tegenpool, een tegenhanger of een tegenwerker. De woorden antagonisme en antagonistisch hebben betrekking op een antagonist.
peroneus brevis, zorgt voor plantairflexie en eversie en de M. triceps surae, welke zorgt voor plantairflexie en inversie.
Agonisten zijn stoffen die binden aan een receptor en die het effect van de lichaamseigen stof nabootsen. Antagonisten zijn stoffen die binden aan een receptor en die de werking van de receptor blokkeren.
De musculus gastrocnemius noemt men ook wel de tweehoofdige kuitspier en deze spier ligt aan de achterkant van het onderbeen. De spier is onderdeel van de triceps surae spiergroep van de kuit. Deze spiergroep bestaat uit de gastrocnemius en de soleus.
De buigspier en de strekspier hebben een tegengestelde werking. Een dergelijk paar spieren noem je antagonisten.
Het diafragma is de spier die overal aan de ribben hecht en – als deze samentrekt- een onderdruk vormt in de borstkas waardoor de longen uitzetten en zo lucht naar binnen “zuigen”. Omdat de ribbenkast helemaal rondom kan uitzetten, kunnen de longen beter uitzetten.
Wanneer we het hebben over een core, gaat het over de rug-, buik-, bil- en heupspieren. Deze spieren zijn aan al uw ledematen verbonden en zijn dus een groot onderdeel van uw motoriek. Dit betekent dat het hebben van een goede core stability u enorm helpt bij eigenlijk alles wat u doet in het dagelijkse leven.
De agonist: Dit is de spier die verantwoordelijk is voor de 'hoofdbeweging', de spier waarmee de gewilde beweging wordt ondergaan. De antagonist: Dit is eigenlijk de tegengestelde spier van de agonisten. ant van anti, betekent tegen of niet.
Gladde spieren kun je niet bewust aansturen, maar reageren op prikkels uit het zenuwstelsel of hebben eigen pacemakercellen. Gladde spieren zorgen voor een langzame golfachtige beweging die zorgt voor het transporteren van bloed, lucht en voedsel.