De cumulatieve frequentie van een waarde gelijk aan de cumulatieve frequentie gedeeld door het totaal aantal waarden. Je leest af hoeveel % van alle waarden hoogstens gelijk zijn aan een bepaalde waarde. Bij een te groot aantal verschillende waarden wordt een frequentietabel te onoverzichtelijk.
Om de relatieve frequentie uit te rekenen deel je de frequentie van een bepaald waarnemingsgetal door de totale frequentie en vermenigvuldig je dit met 100. Zo bereken je een percentage. De relatieve frequentie van het waarnemingsgetal 3 is dus 28%.
Een cumulatieve (relatieve) frequentie van een score is de (relatieve) frequentie van die score plus die van alle lagere waarden (in procenten). In een kruistabel worden twee variabelen tegen elkaar uitgezet. Er staan de frequenties of de relatieve frequenties in waarin de combinaties van scores voorkomen.
Hoeveel keer komt iets voor? Met de absolute cumulatieve frequentie tel je het volgende op bij alles wat daarvoor komt.
de cumulatieve frequentie krijg je door alle frequenties van alle waarnemingen tot op dat punt bij elkaar op te tellen; de relatieve cumulatieve frequentie is de proportie van de cumulatieve frequentie in procenten.
De analyse van een cumulatieve frequentie wordt bijvoorbeeld gedaan om inzicht te krijgen in hoe vaak rivierafvoeren en de bijbehorende waterstanden onder een toelaatbare waarde blijven of boven een toelaatbare waarde uitkomen in verband met de daarmee samenhangende dijkhoogte.
De som van alle absolute frequenties is gelijk aan het totaal aantal waarden. De relatieve frequentie is gelijk aan de absolute frequentie gedeeld door het totaal aantal waarden. Vermenigvuldigd met 100 lees je af hoeveel % van het totale aantal een bepaalde waarde vertegenwoordigt.
Voortschrijdend cumulatief rekenen is een manier van rekenen waarbij rekening wordt gehouden met niet alleen de huidige maand, maar ook de voorliggende maanden. Bij cumulatief rekenenen wordt eerst berekend tot en met de huidige periode en daarna worden de eerder berekende perioden er afgetrokken.
Om een onderscheid te maken tussen frequentie en relatieve frequentie, worden de werkelijke frequenties ook absolute frequenties genoemd.
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
Echter kun je de frequentie ook berekenen met de formule f=1/T. f is de frequentie in Hertz (Hz). T is de trillingstijd in seconden (s).
De (absolute) frequentie is het aantal keren dat een waarneming voorkomt. De relatieve frequentie of proportie is de frequentie van een waarneming gedeeld door het totale aantal waarnemingen.
Je vermenigvuldigt alle klassenmidden met de absolute frequentie en dit alles ga je dan optellen en delen door het aantal. De mediaan is gelijk aan het middelste cijfer. Bij een oneven aantal is dat makkelijk. Bij een even aantal tel je de 2 middelste cijfers op en deel je door 2.
De frequentie geeft aan hoeveel keer het waarnemingsgetal voorkomt. Als je bijvoorbeeld met een dobbelsteen 2 keer het getal 4 gooit en 1 keer het getal 6: Waarnemingsgetal 4 heeft de frequentie 2.
Frequentie wordt gebruikt als uitdrukking van hoe vaak iets voorkomt of gebeurt binnen een zekere ruimte of bepaalde tijd. In dit geval gaan we kijken naar de betekenis van frequentie in geluid. Daar betekent frequentie het aantal trillingen per seconde bij een geluid.
Het enige wat je nog moet weten is de periode (trillingstijd). Die kun je met T=1/f uitrekenen uit de frequentie.
De mediaan is de middelste waarde van een groep getallen die gerangschikt wordt volgens grootte. Het is het getal dat exact in het midden ligt zodat 50% van de gerangschikte getallen boven 50% ligt en 50% onder de mediaan.
Absolute cijfers zijn soms bepalend, maar zeggen niet alles.Relativeren daarentegen, betekent dat je iets bekijkt in verhouding tot iets anders. Dat betekent dat we steeds vergelijken.
De modus is het getal met de grootste frequentie. In de rij: 1, 5, 9, 5, 3, 5, 11, 5, 5, heeft het getal 5 de hoogste frequentie (= komt het vaakst voor). Hier is 5 dus de modus.
Frequentie is het aantal keer per seconde dat stroom van richting verandert. De frequentie wordt gemeten in hertz (Hz), een internationale meeteenheid, waarbij 1 hertz gelijk is aan 1 cyclus per seconde. Hertz (Hz) = één hertz is gelijk aan één cyclus per seconde.
Het effect van meerdere middelen tegelijk wordt wel cumulatief effect genoemd.
Dit is het gemiddelde van de scores die behaald zijn op een bepaalde VT en alle daaraan voorafgaande VT's: de cumulatieve score is dus de-tot-nu-toe behaalde gemiddelde score. De invloed van de meetfout is dan kleiner, aangezien er hierbij over veel meer vragen het gemiddelde wordt berekend dan bij één VT.
Bij een cumulatief percentage tellen we alle percentages t/m een bepaalde categorie op. De cumulatieve percentages zijn hier: 20% heeft een 5 (of lager) 45% heeft een 6 of lager (20% + 25%)
De relatieve frequentie bepaal je door de frequentie te delen door het totaal. Ook kun je het percentage berekenen, je vermenigvuldigt dan de relatieve frequentie met 100. De breedte van een klasse heet de klassenbreedte, hier dus 1 want 4,5 − 3,5 = 1.
Een frequentietabel is een tabel waarin staat hoeveel keer een bepaalde waarde voor komt. Hoevaak een bepaalde waarde voorkomt, dat noemen we frequentie. De gegevens die in een frequentietabel staan kan je ook op een andere manier laten zien, namelijk in een histogram. Elke staaf is zo hoog als dat de waarde voorkomt.
De modale klasse is het interval met de hoogste frequentie. De modale waarde wordt geschat als het middelpunt van de modale klasse.