Peuters leren het meest door zelf dingen te doen. Daarvan krijgen ze ook zelfvertrouwen. Probeer ze daarom veel zelf te laten doen, ook al moet je daar veel geduld voor hebben. Jassen en schoenen dichtmaken gaat natuurlijk sneller als je het zelf doet, maar peuters leren meer als je hen de kans geeft het zelf te doen.
Voor elk kind is het belangrijk dat het opgroeit in een omgeving waar het wordt verzorgd en beschermd. Het respecteren van de zelfstandigheid van je kind, het bieden van structuur en het stellen van grenzen horen ook bij het opvoeden.
Een kindje van 2 jaar kan motorisch al best veel. Hij kan nu goed lopen, zowel vooruit als achteruit. Ook kan hij nu rennen en tijdens het rennen kan hij van richting veranderen. Hij kan op zijn teentjes lopen, gaat steeds beter springen en klimmen en hij kan even op één beentje staan.
Het belangrijkste kenmerk van de peuterfase is de ontwikkeling van onafhankelijkheid en zelfbeheersing. Een peuter wordt in deze periode vaardiger op het gebied van grove motoriek, en leert lopen, hardlopen en klimmen.
Als peuter maakt je kindje ontzettend veel ontwikkelingen door: hij leert steeds beter praten, kan soepeler bewegen, wordt socialer, ontwikkelt een persoonlijkheid en vergroot zijn wereld. Dit gaat met vallen en opstaan.
Tellen is een vaardigheid die zich geleidelijk aan ontwikkelt, met vallen en opstaan. Gemiddeld leren kinderen tellen vanaf de leeftijd van 2 jaar, maar het is een proces dat duurt tot het kind 5 à 6 jaar is.
Kinderen hebben eigenlijk dezelfde behoeften als volwassenen, zoals de behoefte aan gezondheid, veiligheid, voeding en rust. (1) Andere belangrijke behoeften kunnen zijn: vertrouwen, geborgenheid, aanraking, geaccepteerd worden, erbij horen, plezier, spelen, respect, erkenning, creativiteit en zelfexpressie.
Tweejarigen zijn nog vooral gericht op wat er 'hier en nu' is, dus op wat ze daadwerkelijk zien en meemaken. Ze hebben nog weinig beelden in hun hoofd, nog weinig informatie in het geheugen. Ze kunnen zich ook nog niet inleven in wat andere mensen weten, denken en voelen.
Vanwege het gedrag van je peuter in deze fase wordt deze periode nogal eens de 'peuterpuberteit' genoemd. Je peuter is bezig met de ontwikkeling van zijn eigen persoonlijkheid. Hij is vaak dwars en koppig, maar kan ook ontzettend veel plezier hebben, of onzeker zijn. Hij valt van de ene emotie in de andere.
Je kind begint de eerste woordjes te zeggen als het één tot anderhalf jaar oud is. Als je kind vier jaar wordt, kan het al (eenvoudige) zinnetjes maken. Wanneer je dagelijks veel aandacht besteedt aan praten met je kind en luisteren, dan leert het steeds beter praten.
De moeilijkste leeftijd bij kinderen? Volgens Amerikaans onderzoek is dat 12 tot 14 jaar. Waar kleine kinderen vooral fysiek veel van hun ouders eisen, wordt het op die leeftijd eerder mentaal zwaar.
Een kind van 2, 3 of 4 jaar laat vaak agressief gedrag zien, zoals slaan, duwen, bijten of schoppen. Bijna alle kinderen zijn wel eens opstandig of agressief. Je kunt ervan schrikken en het is niet leuk. Toch is het bij jonge kinderen normaal en hoort het bij de ontwikkeling.
Waar kinderen wel gelukkiger van worden is van relaties met andere kinderen. Als kinderen vriendjes hebben met wie ze kunnen spelen, plezier kunnen maken en zich op die manier met hun leeftijdsgenootjes verbonden kunnen voelen, dan verhoogt dat de kans op hun geluksbeleving aanzienlijk.
Als je kind drie jaar is, begrijpt het alledaagse gesprekken en eenvoudige verhalen. In deze fase praten peuters duidelijker. Vreemden verstaan al ongeveer de helft van wat ze zeggen. De zinsbouw wordt steeds beter.
Je moet je kindje namelijk met grote regelmaat uitleggen waarom iets wel of niet mag. Toch vinden de meeste gedragsdeskundigen dat de democratische opvoedstijl de meest redelijke en effectieve manier van opvoeden is.
Denken tussen 2 en 3 jaar
Op deze leeftijd gaan kinderen steeds duidelijker beseffen dat ze zelf dingen kunnen veroorzaken. Ze onthouden ervaringen beter en gebruiken die informatie dan in andere situaties. Als je kind bijvoorbeeld weet waar de afstandsbediening voor is, weet het dit niet alleen thuis maar ook bij oma.
Observeren, registreren en stimuleren van de ontwikkeling van kinderen tussen 0 en 7 jaar. Kijken naar basiskenmerken, betrokkenheid en aanwezigheid van factoren die een risico kunnen vormen voor de ontwikkeling. Aangevuld met de sociaal emotionele ontwikkeling, taal, rekenen en motoriek.
Peuterpuberteit: symptomen
Niet luisteren naar wat je vraagt of zegt. Wegrennen. Zeuren en jammeren om de eigen zin door te drijven. Agressie (slaan, schoppen, duwen, trekken, met dingen gooien) in reactie op frustraties en grenzen.
Uw peuter leert de eigen gevoelens en die van een ander herkennen en begrijpen. Ook leert hij of zij hoe u met bepaalde gevoelens en situaties om kan gaan. Wanneer uw kind tussen de twee en drie jaar is maakt hij of zij grote sprongen op sociaal-emotioneel gebied.
De fase van de peutertijd doet zich voor vanaf het eerste tot het derde levensjaar. Tijdens deze fase ontwikkelt zich de motoriek waardoor het kind zelfstandiger wordt. Het leert zich beter te bewegen, leert lopen en de nieuwsgierigheid neemt toe. Peuters willen alles weten en alles zien.
Bij peuters is de ontwikkelingsvoorsprong al iets duidelijker te herkennen. Zo is een hoogbegaafde peuter zeer ondernemend, motorisch erg vaardig en zelfstandig. Daarnaast hebben ze een goede ruimtelijke oriëntatie en ontwikkelen ze snel het begrip voor bijvoorbeeld kleuren, cijfers en hoeveelheden.
De meeste kinderen starten met het herkennen en benoemen van kleuren als ze twee, drie jaar zijn. Aan het begin van groep 1 kennen de meeste kinderen de primaire kleuren rood, geel en blauw. Veel kleuters hebben ook al een lievelingskleur. Bij kleine meisjes is dat vaak roze.
Op de meeste basisscholen leren kinderen letters schrijven vanaf groep 3, terwijl er in groep 1 en 2 al veel voorbereidend schrijfonderwijs plaatsvindt. Leren schrijven is een kwestie van goed oefenen, waarbij de leerkracht let op hoe je kind de pen vasthoudt.