'Het loof van de aardappel wordt verhit door de vlammen onder de brander. Het is de vlam die het werk doet, maar ook de infraroodstraling van het vuur die er voor zorgt dat het sap in de cellen van het blad gaat koken en de celwanden doet knappen. Zo doden wij het aardappelloof.
Aardappelloof, tomatenloof, courgetteloof etc. kan mits gezond prima op de composthoop. Zieke planten kunnen mits de temperatuur hoog genoeg wordt op de hoop. Beter is dit niet te doen als je niet 100% zeker bent dat je de vereiste temperatuur haalt.
Als je een aardappelplant uit de grond trekt, zie je dat de knolletjes ontstaan aan ondergrondse uitlopers van de plant.
Loofdoding vollevelds geeft minder versmering in het gewas waardoor de kans op besmetting van bacterieziek kleiner wordt. Het is bewezen dat de klapper een belangrijke bron van besmetting is voor de verspreiding van bacterieziek. Dit geldt zeker voor vitale gewassen die nog volop in de groei zijn.
Waar halverwege de vorige eeuw nog vele handen hielpen bij het looftrekken van aardappels om het blad te doen afsterven, wordt loof tegenwoordig vooral doodgespoten. Met metingen kan de hoeveelheid gif beter worden afgestemd op de fase waarin de plant zich bevindt.
Bedenk dat je moet gaan spuiten vanaf het moment dat de aardappelen zijn uitgelopen (dus na het poten boven de grond komen), en dat moet je elke 8 dagen herhalen tot de oogst (en de oogst valt altijd zo'n 90-150 dagen na het poten en dus kun je uitrekenen hoe vaak je het chemische middel moet gebruiken.
Wat is doorwas? De aardappelplant kent als het ware een tweede groei. Op de stengels ontstaan vlak onder de grond nieuwe uitlopers (stolonen) waarop dan kleine knolletjes groeien. Op de al gevormde aardappelen ontstaan scheuten die dikwijls uitlopen op een tweede kleinere knol.
Voor een gemiddelde volwassene is 200 mg solanine schadelijk; de dubbele hoeveelheid kan zelfs dodelijk zijn. Aardappels bevatten gemiddeld 40 mg solanine per kg. Na het eten van meer dan 5 kilo aardappels in één keer kun je dus ziekteverschijnselen verwachten. Maar ook zonder solanine heb je dan al wel buikpijn.
Als je een aardappel in de grond stopt, kan daar een aardappelplant uit groeien. Dat heet poten. Eerst groeien er uit de uitlopers wortels en stengels. De stengels gaan omhoog en de witte pluizige wortels groeien omlaag, de grond in.
In volle zomer vreten rode larven van de coloradokever aan jouw aardappelloof.
'Het loof van de aardappel wordt verhit door de vlammen onder de brander. Het is de vlam die het werk doet, maar ook de infraroodstraling van het vuur die er voor zorgt dat het sap in de cellen van het blad gaat koken en de celwanden doet knappen. Zo doden wij het aardappelloof. '
Ja hoor eet ze gerust, maar snij de uitlopers wel ruim uit. Op plaatsen waar uitlopers groeien, zit namelijk de natuurlijke gifstof solanine. Deze stof breekt niet af tijdens koken. Je kunt er allerlei klachten van krijgen, zoals buikpijn, diarree of koorts.
Om een mooie aardappelplant te bekomen, zet je een aardappel met uitlopers in de grond. Die uitlopers worden het begin van je nieuwe plant. Wanneer je de uitgelopen aardappel met aarde bedekt en water geeft, groeit hij vanzelf naar het licht.
Uitlopers ontstaan wanneer je een aardappel te lang of te warm bewaart. Als je aardappel uitlopers heeft, hoef je die niet meteen weg te gooien. Het is voldoende om ze te verwijderen en de ogen rond de uitlopers weg te snijden. Die bevatten namelijk solanine, een toxische stof die ook bij het koken niet verdwijnt.
De aardappel behoort net zoals overigens de aubergine en de tomaat tot de nachtschadefamilie en bevat het giftige solanine. Daarom eet u ze beter niet rauw. Het meeste gif zit net onder de huid, reden waarom u aardappelen best schilt.
De groene kleur is een aanwijzing dat er verhoogde hoeveelheden van de glycoalkaloïden solanine en chaconine aanwezig zijn. Groengekleurde delen van de aardappel zijn daarom niet meer geschikt voor consumptie. Vermijd dat aardappelen groen worden en bewaar ze in een koele donkere plaats.
Het is schadelijk om te veel solanine of tomatine binnen te krijgen. Het kan bijvoorbeeld misselijkheid, overgeven, buikkramp en diarree veroorzaken. Maar dit komt weinig voor. Solanine ontstaat onder invloed van licht in de schil en uitlopers van aardappelen.
De aardappelplant
Uit de pootaardappel groeit namelijk een nieuwe plant en zo ontstaan er nieuwe aardappelen. In juni staat het veld vol met planten en gaan ze bloeien. Ze krijgen dan witte of paarse bloemetjes. In de zomer, na het bloeien, krijgen de planten besjes.
Theorie over knolzetting (aardappel)
Uit de okselknoppen ontwikkelen zich ondergrondse stengels, ook wel aangeduid als wortelstokken of stolonen. Aan het uiteinde van deze stolonen bevinden zich de zogenaamde 'tips' die aan worden gezet tot celdeling en – strekking en vervolgens tot het opzwellen van deze cellen.
Dat pootaardappeltje maakt spruiten, vormt een nieuwe plant en er groeien in de grond nieuwe aardappelen aan, soms wel 8 of 10 stuks. Die nieuwe aardappelen moet je dan weer uit de grond halen, dat heet aardappelen rooien.
Wil je grotere aardappels telen, dan oogst je pas als de plant geel wordt en afsterft: in juli of augustus. Aardappels oogsten: altijd leuk! Pas op dat je bij het oogsten de aardappels niet beschadigt want dan kan je ze niet meer bewaren.
Hoeveel pootaardappelen je nodig hebt, hangt af van hoeveel plaats je vrij hebt in de moestuin en hoeveel kilogram je wenst te oogsten. Gemiddeld mag je rekenen op ongeveer 4 kg oogst per vierkante meter geplante pootaardappelen.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.
Deze ontstaan door verschillende oorzaken. De twee grootsten zijn het opslaan op een te warme plek en het te lang bewaren van de aardappel. Om te voorkomen dat uw aardappel scheuten krijgt luidt ons advies om de aardappelen altijd op een koele en donkere plek te bewaren, zoals een schuur of kelder.