Lavendel is een schoolvoorbeeld van een droogte resistente plant. Lavendel gedijt op schrale, droge grond onder de hete zon. Droogte resistente planten hebben zich van nature aangepast aan deze barre omstandigheden. Maar dat maakt het niet minder belangrijk om deze soorten bij aanplant genoeg water te geven.
Groenteteelt komt op zand- en kleigronden voor. Prei en sla bijvoorbeeld kunnen het beste op zand geteeld worden. Kool het beste op klei. Interessant is dat de oude groenteteeltgebieden op zandgronden met bruine humus liggen.
Wanneer de grond droog aanvoelt na een natte periode, klopt er iets niet met de waterhuishouding. In dat geval kun je de droge grond verbeteren door het verspreiden van compost. Het bodemleven gaat daar vervolgens mee aan de gang. De compost wordt gegeten en uitgepoept waardoor er een humuslaag ontstaat.
Het is verstandig om zandgrond te verrijken met organische stof en eventueel wat klei erbij en dat goed mengen zodat het water en voedingsstoffen vasthoudend vermogen groter wordt.
Vlinderstruik
Een vlinderstruik groeit goed op schrale grond, en dus ook op droge grond. Al zal hij bij droogte misschien niet zo hoog groeien en wat kortere bloemstengels krijgen, dit is een sterke plant. Bovendien trek je er veel insecten mee aan!
Een van de bekendste snelle groeiers is de Hedera , ook wel Klimop genoemd. Deze snelgroeiende klimplant wordt veelal gebruikt als groene erfafscheiding. De struik leent zich er uitstekend voor om tegen een schutting of afscheiding aan te plaatsen. De struik kan leiden tot goede omhoogklimmen.
Wat zon betreft is de volle zon de meest ideale standplaats voor jouw Lavendel. Maar halfschaduw of een schaduw standplaats is ook geen enkel probleem. Wel moet je rekening houden met het feit dat jouw Lavendel minder uitbloeit zoals die dat wel doet in de volle zon. Ook zal de Lavendel minder bloemen bevatten.
Dit zijn o.a. Acer negundo, Acer saccharinum, Alnus incana, Betula nigra, Betula pubescens, Carpinus betulus, Carya spec., Euonymus europaeus, Fraxinus pennsylvanica, Liquidambar styraciflua, Platanus x hispanica, Salix alba, Salix sepulcralis 'Chrysocoma'.
Appels en kersen verkiezen een zandgrond terwijl peren een iets nattere grond verdragen. Fruitbomen hebben licht nodig en worden best noord-zuid geplaatst. Peren zijn het minst vorstgevoelig, daarom worden deze vaak aan de buitenzijde geplaatst.
Gras kan wel wortels krijgen van 30 cm lang, dus je moet het witte zand tot minstens tot 30 cm afgraven en zwart zand storten! Gras kun je ook op wit zand leggen. Wij leggen gras in grote voetbalstadions op puur wit zand om de afwatering te bevorderen. Zeer regelmatig beregenen en mesten is dan wel noodzakelijk.
Een veel gebruikte methode om de grond los te werken is spitten. Dit wordt in de meeste gevallen met een spade of een spitvork gedaan. Het spitten van de ondergrond is een intensieve klus die ook nog een best zwaar is voor je lichaam. Met het spitten van de ondergrond werk je de bovenste laag onder.
Je kunt de bodem verbeteren door de eerste 20 centimeter tuingrond eenmalig goed los te maken door te spitten en daarna hoogwaardige compost in de bovenste grondlaag aan te brengen. Daarna doet de natuur de rest. Gebruik geen GFT compost of andere, vaak goedkope of gratis af te halen, compostsoorten.