Wilde zwijnen zijn alleseters; omnivoren dus. Ze eten o.a. eikels, kastanjes, wortels en knollen, maar ook wormen, larven en soms staan er zelfs knaagdieren op het menu. Ze wroeten daarbij vaak in de bodem, op zoek naar alles wat eetbaar is.
Wilde zwijnen woelen met hun snuit de bosbodem om, op zoek naar lekkere hapjes zoals wortels, knollen, insectenlarven, muizen en salamanders. Hun voedsel is negentig procent plantaardig. In de herfst doen ze zich te goed aan beukennootjes en eikels. Zo kunnen ze lekker vetgemest de winter in.
Overdag houden wilde zwijnen zich doorgaans schuil in hun nest (leger), dat zich meestal in dichte dekking bevindt. De aanwezigheid van wilde zwijnen kan best worden vastgesteld aan de hand van loopsporen, zoelplekken waar ze hun modderbad nemen, schuurbomen, wroetsporen en uitwerpselen.
Het meest toegepaste lokvoer voor wilde zwijnen in Nederland is maïs, uitgestrooid op de voerplek.
Daarnaast eten wilde zwijnen graag de wortels van adelaarsvarens, die zijn heel voedselrijk. Deze wortels zitten ook vrij diep in de grond. Door gewroet naar deze wortels zie je in het bos soms veel diepe kuilen bij elkaar.
Ze eten o.a. eikels, kastanjes, wortels en knollen, maar ook wormen, larven en soms staan er zelfs knaagdieren op het menu. Ze wroeten daarbij vaak in de bodem, op zoek naar alles wat eetbaar is.
Eigenlijk waren de wilde zwijnen overdag actief, echter door de dreiging van de jacht hebben zij hun activiteiten in de schemering en 's nachts verplaats. Wilde zwijnen verbergen zich voor de mensen en zijn in principe ongevaarlijk.
Het ree eet voornamelijk plantaardig voedsel. Hij eet vooral bladeren, twijgen en scheuten van struiken en bomen. Ook vruchten (bramen, bessen), kruiden, grassen en landbouwgewassen (bieten, granen en krop gewassen) eet hij graag.
Een wild zwijn kan bijna een meter hoog springen en over hekken van ruim 1,5 meter klimmen, zodat een hek van minimaal 1 meter 20 hoog moet worden geplaatst.
Ja, wild zwijn kun je eten. Wild zwijn procureur bijvoorbeeld kan bijzonder smakelijk zijn, evenals het rugfilet en wild zwijn wat in wildstoof met hertenvlees en kruiden is verwerkt. Belangrijk aandachtspunt is dat u enkel wild zwijn eet wat u koopt bij een slagerij.
De meeste kans om wild te zien, heb je in de vroege ochtend en late avond. Dan gaat het wild op zoek naar voedsel en grazen de dieren op open plekken (vaak aan de bosrand). Overdag houden de dieren zich juist verscholen om in de avond weer tevoorschijn te komen, op zoek naar hun avondmaal.
Wilde zwijnen kunnen met hun enorme lichaam en scherpe snijtanden – genaamd geweren – behoorlijk bedreigend en agressief overkomen. Van nature zijn het echter vreedzame dieren die mensen eerder uit de weg zullen gaan. Wilde zwijnen leven in groepen, ook wel rotte genoemd, tot wel dertig dieren.
Wanneer je er een tegenkomt, zullen ze zich meestal snel uit de voeten maken. Ze vallen enkel aan als ze zich in het nauw gedreven voelen en zich willen verdedigen. Bij vrijwel alle ontmoetingen met een everzwijn kan je een aanval vermijden door rustig te blijven en weg te wandelen.
Everzwijn: bij dit kruidige en smaakvolle wild horen garnituren die de licht bittere toets opvangen en/of ondersteunen, dat zijn onder meer rode kool, rode biet met appeltjes, rode bessen, uitjes, raapjes, zuurkool en paddestoelen.
Rustgebieden zijn stukken bos waar de dieren zich terug kunnen trekken als het te druk word in het bos. Hier slapen en rusten ze. Ga daar zeker niet in want je verstoort de dieren en ze zullen het gebied voor langere tijd verlaten.
Wild kruiden z.z. bestaan uit koriander, peper, foelie, majoraan, laurier en tijm. Stuk voor stuk krachtige kruiden en specerijen die passen bij wildproducten. Je gebruikt per kilo vlees 5 gram van de kruidenmix.
Een vrouwtje wordt een zeug of bagge genoemd. Jonge of eenjarige wilde zwijnen heten biggen of frislingen. Tweejarige wilde zwijnen heten overlopers.
Hij wordt met gemak ingehaald door het jachtluipaard, dat tot 100 kilometer per uur kan halen. Maar ook het edelhert (67 km/u), de haas (65 km/u) en zelfs het everzwijn (55 km/u) zouden de Jamaicaan verslaan in een wedstrijdje sprinten. Ook de zwemmers van het dierenrijk doen het beter dan die van ons.
Daarna moeten ze een eigen territorium zoeken. Reegeiten trekken mannetjes aan door te “fiepen”, ze stoten dan een korte hoge toon uit. Jagers gebruiken dit geluid om reeën te lokken. Wanneer reeën willen waarschuwen voor gevaar of hun territorium afbakenen produceren ze een kort, hees geblaf.
Dit houdt in dat het dier alleen planten eet. Denk hierbij aan bramen, twijgen, besjes, kruiden, bladeren en paddenstoelen. Omdat reeën veel planten eten, drinken ze niet veel. Het water uit de planten is meestal voldoende voor ze.
Ree in leger (slaapplaats)
De ree verblijft overdag vaak in zijn “leger”, dit is de naam van de slaapplaats. Deze is vaak te herkennen aan een ovale plek onder de boom, alsof iemand hier de grond heeft staan harken. Soms heeft de ree zijn “leger” in een kuil of onder een omgevallen boom.
Wat sommigen gemakkelijk afdoen als triviaal grommen en gillen, blijkt een goed ontwikkeld communicatiesysteem. Wilde zwijnen zijn sociale dieren en hebben een zeer gevarieerd repertoire ontwikkeld om mee te communiceren.
Wroeten langs de wegen
Maar waarom wroeten zwijnen dan vooral langs wegen en fietspaden? Dit heeft te maken met het feit dat het hier meestal wat vochtiger is dan op andere plekken. Dit komt doordat regenwater over de verharde laag naar de bermen afstroomt. Vocht betekent een betere vegetatie en dichter wortelstelsel.
In de late lente wanneer de maïs ingezaaid wordt, zal dit als een gedekte tafel de everzwijnen lokken. Wanneer de maïs rijpt en in de 'melk' komt (augustus) vormt dit een eveneens een belangrijke aantrekkingskracht.