Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door. Dit kan een A, B of O zijn. De kopie van je vader bepaalt samen met de kopie van je moeder welke bloedgroep jij krijgt.
Je erft je genen van je ouders. Van elk gen erf je twee kopieën: één van je vader en één van je moeder. Ook de genen van je grootouders en verre voorouders hebben invloed op de kleur van je huid.
Tandgrootte, het formaat van de kaak en de vorm van je tanden zijn allemaal genetisch bepaald, en kinderen kunnen deze karakteristieken van beide ouders erven volgens het American Journal of Physical Anthropology. Echter blijkt de kans groter dat kinderen deze kenmerken van hun vader erven.
De chromosomen in elk van haar paren hebben vóór je geboorte al genen met elkaar uitgewisseld, maar het resultaat verandert niet – de helft van je chromosomen krijg je van haar. De andere helft komt van je vader. Dat geldt ook voor je broers en zussen.
Je erft dingen van je ouders. Dat betekent dat ze bepaalde eigenschappen die zij hebben, doorgeven aan jou. Erfelijke eigenschappen zijn bijvoorbeeld de kleur van je huid, je haar en je ogen. Maar ook de vorm van je neus en andere lichaamsdelen.
Het DNA van een mens is verdeeld over 23 paar chromosomen. Van elk paar krijg je er 1 van je vader (via de zaadcel) en 1 van je moeder (via de eicel). Het geslacht wordt ook door chromosomen bepaald: het X- en Y-chromosoom. Vrouwen hebben 2 X-chromosomen, mannen hebben 1 X-chromosoom en 1 Y-chromosoom.
Wil je als man een slim kind? Dan is het zaak om een intelligente moeder te vinden. Intelligentie hebben kinderen namelijk vooral te danken aan de genen die zij van hun moeder hebben geërfd. Dit blijkt uit een recent onderzoek gepubliceerd in Psychology Spot, waarover Ouders van Nu schrijft.
Van beide ouders is evenveel DNA aanwezig, maar ons lichaam verkiest de genen van papa boven die van mama. De ontdekking kan van pas komen bij onderzoek naar erfelijke ziektes. De kans om zelf ziek te worden is minder groot als je moeder uit een krakkemikkige familie komt en je vader uit een sterk ras.
Blijft de vraag waarom eenjarigen wel op hun vader lijken. De psychologen zoeken het in een evolutionaire verklaring: pasgeborenen hebben een goede reden om meer op vader dan op moeder te lijken. Op moeders zorg kun je altijd wel aan, zij weet doorgaans welk kind van haar is. Pa is daarin minder zeker.
Oogkleur is erfelijk. Je genen bepalen je oogkleur. Van elk gen erf je altijd twee kopieën: één van je vader en één van je moeder. Er zijn veel genen bekend die invloed hebben op die kleur.
De manier waarop mensen op humor reageren ligt dus versleuteld in het dna. In die zin is een goed of slecht gevoel voor humor dus al dan niet deels genetisch bepaald.
Ons eigen DNA is een combinatie van het DNA van onze ouders. De ene helft komt van je vader, de andere helft van je moeder. Maar in het DNA van iedereen zitten al bij de geboorte variaties die je bij geen van de ouders terugvindt. Dit zijn de novo mutaties; 'nieuwe' mutaties (veranderingen) die alleen het kind heeft.
Genen die zowel de structuur als het functioneren van het brein beïnvloedden, vormen een verklaring voor de gemeten IQ-verschillen. Posthuma zegt in haar proefschrift dat verschillen in IQ voor wel tachtig tot negentig procent aan erfelijke factoren liggen.
het allel voor een donkere huid is dominant over het allel voor een lichte huid. Je kan ook zeggen; het allel voor een lichte huid is recessief ten opzichte van het allel voor een donkere huid. In de erfelijkheid geef je erfelijke eigenschappen en de daarbij behorende allelen aan met een letter.
Genen van ouders bepalend
Iedereen heeft één van de volgende bloedgroepen: A, B, O of AB. Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door.
Het AB0-bloedgroepensysteem
Het A-allel geeft bloedgroepantigeen A, het B-allel geeft bloedgroepantigeen B en het 0-allel is een recessief allel, dat niet in een bloedgroepantigeen resulteert. De allelen A en B zijn dominant ten opzichte van 0 en co-dominant ten opzichte van elkaar.
' Of je kindje op jou lijkt of op je partner, hangt af van de genen die jullie doorgeven. Voor elke eigenschap krijgt een baby genen van papa én genen van mama. In totaal ontvangt je kleine van jullie allebei maar liefst 25.000 genen. Al dit DNA-materiaal levert ontzettend veel mogelijke combinaties van genen op.
Het gen wat overheersend is bepaald of bij het kind de eigenschap van dit gen ook zichtbaar is. Zo overheerst het gen voor bruine ogen over het gen voor blauwe ogen. Als jij bruine ogen hebt dan kan het zijn dat je 2 genen hebt voor bruine ogen, maar ook dat je 1 gen hebt voor bruin en 1 voor blauw.
Heeft een van jullie kuiltjes in de wang, sproeten, meerdere kruinen of bijvoorbeeld opvallend oorlellen, dan zou het zomaar kunnen dat jullie baby dit ook heeft. Dit worden dominante kenmerken genoemd, die door een van de ouders doorgegeven kunnen worden.
Vader van de genetica
Gregor Mendel was de eerste die het doorgeven van erfelijke eigenschappen aan het nageslacht beschreef. Al onze erfelijke informatie ligt vast in ons DNA, ons complete genenpakket dat weer verdeeld is over onze chromosomen.
De additieve genetische relatie tussen volle broers en volle zussen is 0.5, omdat ze gemiddeld 50% van hun DNA delen.
Iedere ouder draagt een bepaald gen van een oogkleur bij zich. Dit bepaalt de oogkleur van jouw kindje. Sommige genen zijn dominanter dan de ander. Zo is de kans dat een kindje geboren wordt met blauwe ogen heel erg klein als zijn ouders allebei bruine ogen hebben.
Hoogbegaafdheid is voor een groot deel erfelijk, maar ook ouders die niet hoogbegaafd zijn, hebben hoogbegaafde kinderen. Ongeveer 2,5 procent van de bevolking is hoogbegaafd. In Nederland komt dat neer op ongeveer 430.000 hoogbegaafde mensen. Hoogbegaafdheid kan worden vastgesteld met behulp van een IQ-test.
Je IQ ligt minder vast dan gedacht. Veranderingen in het volume van bepaalde hersengebiedjes tijdens je pubertijd kunnen je intelligentiescore flink omhoog krikken – of juist omlaag. Je intelligentie, uitgedrukt in IQ, verandert gedurende je leven nauwelijks.
Is karakter genetisch bepaald? Uit onderzoek is gebleken dat de helft van ons karakter genetisch bepaald is (en dus wordt overgedragen door onze ouders), terwijl we de andere helft ontwikkelen terwijl we opgroeien. Als het om een jonge baby gaat, speelt erfelijkheid een belangrijkere rol.