Wanneer er meerdere scholen zijn aangesloten bij een schoolbestuur dan is er ook een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). Leden van de GMR praten mee over het bovenschools beleid, waaronder de verdeling van de financiële middelen over de scholen.
In het Nederlandse onderwijs is een Medezeggenschapsraad (MR) verplicht. De MR bestaat uit personeel en ouders. Zij beslissen o.a. mee over onderwijsinhoudelijke keuzes en over de besteding van de vrijwillige ouderbijdrage.
GMR en de WMS
Een GMR is verplicht bij besturen met meer dan 1 school. In de GMR is elke MR van de betrokken scholen vertegenwoordigd. Dit betekent niet dat iedere MR een fysieke vertegenwoordiger in de GMR heeft, maar het kan ook via een groep van MR'en.
Wat is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR)? Wanneer er meerdere scholen onder één bevoegd gezag vallen, dan is er naast de MR op de scholen ook nog een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. De GMR vertegenwoordigt dan meerdere scholen.
3. Wie mogen er lid worden van de MR? Alle personeelsleden (ook niet-onderwijzend), ouders en leerlingen (in het voortgezet onderwijs) mogen in beginsel lid worden van de MR.
De GMR kan beter overzicht houden over het gemeenschappelijk belang, bijvoorbeeld bij strategische plannen of de toekomstvisie van het schoolbestuur. De MR verliest hierbij niet het recht om op de eigen school te beslissen over die plannen.
Alle ouders van de school kiezen welke ouders lid worden van de medezeggenschapsraad (MR). Tijdens verkiezingen mogen alle ouders stemmen. De regels voor de verkiezingen staan in het medezeggenschapsreglement en worden door de MR daarin zelf bepaald.
Daarin staat dat u tenminste 60 uren voor het lidmaatschap hoort te krijgen als u lid bent van de medezeggenschapsraad of de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Mocht u lid zijn van beide raden dan heeft u recht op tenminste 100 uren.
Ouders en personeel
Zij hebben ieder een eigen geleding: een oudergeleding en een personeelsgeleding. De verdeling van ouders is gelijk aan personeelsleden. In het voortgezet onderwijs kunnen ook leerlingen gekozen worden voor de (G)MR. Zij vormen dan samen met ouders één groep.
Voor het lidmaatschap van de (g)mr geldt een verplichte band met de school als ouder, leerling of docent. Zonder band met de school is het niet namelijk niet mogelijk om de eigen achterban te vertegenwoordigen. Het lidmaatschap van een (g) mr stopt automatisch als: een leerling in de (g)mr de school verlaat.
Elke school heeft een medezeggenschapsraad (mr) en op de meeste scholen is ook een ouderraad (or) actief.
Als ouder in de mr heb je geen zeggenschap, maar het is wel mogelijk om bepaalde zaken een andere richting in te sturen. In onze mr hebben we bijdragen kunnen leveren aan een pestprotocol, het verkeersplan en de verbouwing. Zo zorg je er dan voor dat de school van je kinderen er nog wat beter voor komt te staan.”
De medezeggenschapsvorm houdt mede verband met de omvang van de onderneming. Waar ondernemingen met in de regel 50 of meer werknemers verplicht zijn een ondernemingsraad (OR) in te stellen, hebben kleinere ondernemingen deze verplichting niet.
Instemming nodig
De medezeggenschapsraad (MR) wordt volgens de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) altijd betrokken bij nieuw schoolbeleid. Zij heeft namelijk instemmingsrecht. De MR moet in sommige gevallen om instemming worden gevraagd. Zonder instemmen kan beleid niet ontstaan of gewijzigd worden.
In de medezeggenschapraad (MR) kunnen leerkrachten en ouders meedenken over het beleid van de school (denk bijvoorbeeld aan de verkeersveiligheid of pesten). Over sommige onderwerpen beslist de MR zelfs mee (zoals onderwijstijd/vakantierooster of ouderbijdrage).
Iedere school heeft verplicht een medezeggenschapsraad. Die bestaat uit een aantal ouders, personeelsleden en op de middelbare school ook leerlingen. De MR denkt mee, praat mee en adviseert over schoolbeleid.
De drie algemene rechten zijn het recht op overleg, het recht op informatie en het initiatiefrecht. De twee bijzondere rechten zijn het adviesrecht en het instemmingsrecht. Het recht op overleg houdt in dat de MR recht heeft om te overleggen met het bevoegd gezag en het toezichthoudend orgaan van de school.
De Wet medezeggenschap op scholen (WMS) schrijft voor dat een medezeggenschapsraad (MR) uit ten minste vier leden bestaat (artikel 3 lid 2 WMS), waarvan twee ouderleden (artikel 3 lid 3b1) en twee personeelsleden (artikel 3 lid 3b3).
Totaal gemiddelde per week is 45,2 uur, bij een fulltime-aanstelling (norm werkweek is 42,5 uur) (Algemene Onderwijsbond, 2017).
In het medezeggenschapsreglement staat de zittingsperiode van de mr vermeld. Meestal gaat het om twee of drie jaar. Bij aftreden is een mr-lid direct herkiesbaar. Het modelreglement stelt geen grenzen aan het aantal termijnen en dat past bij de praktijk op sommige scholen.
Als de MR besluit niet in te stemmen met een bepaald voorstel, kan het bevoegd gezag besluiten de zaak voor te leggen aan de geschillencommissie. Deze commissie doet een bindende uitspraak of het bevoegd gezag ondanks het onthouden van de instemming van de MR het voorgenomen besluit mag gaan uitvoeren.
Het medezeggenschapsreglement wordt opgesteld door het schoolbestuur. Dit reglement wordt vastgesteld nadat twee derde van de MR of gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) instemt.
Naast het recht op minimaal 60 OR-uren hebben OR-leden ook nog recht op scholingsuren. Elk OR-lid heeft recht op vijf scholingsdagen per jaar. Een lid van een OR-commissie die niet in de OR zit, heeft recht op drie dagen en OR-leden die ook in een OR-commissie plaatsnemen hebben recht op acht dagen.
De OR regelt zijn zittingsduur in zijn reglement en deze mag volgens de wet twee jaar, drie jaar of vier jaar zijn. Verlenging door de OR van zijn zittingstermijn van twee of drie jaar tijdens de zittingstermijn is wettelijk niet mogelijk. Artikel 12 WOR bepaalt als regel dat de OR-leden om de drie jaar aftreden.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan werktijden, arbeidsomstandigheden, opleidingen, functiebeoordelingen of ziekteverzuim. Als de OR niet akkoord gaat, mag de ondernemer de regeling niet uitvoeren. Doet deze dat toch, dan kan de OR de zogenoemde 'nietigheid van het besluit inroepen'.