Als er veel waterdruppels in een wolk zitten, is de wolk dikker en kan er minder zonlicht doorheen. Ze zijn dan donkerder. Een wolk wordt extra zwaar als er veel water in zit. Dan kunnen de druppels niet meer in de lucht blijven hangen en vallen ze naar beneden: het regent!
Bij een laagstaande avondzon kunnen de wolken ook rood lijken. Je bent bang voor zwarte wolken, maar dat zijn dikke wolken die veel licht tegenhouden, en daardoor zwart lijken. Je hoeft daar geen bijzondere betekenis of krachten aan te geven.
Wanneer we naar de onderkant van een wolk kijken, dan is die naargelang van de dikte van de wolk wit tot donkergrijs. Dit komt doordat een wolk voornamelijk bestaat uit waterdruppeltjes met een diameter die veel groter is dan de golflengte van zichtbaar licht (grootte-orde 20 micrometer).
Met wolken zelf het weer voorspellen
Zoals vederwolken die als lange witte veren hoog in de lucht staan. Als je deze wolken ziet slaat het weer binnen 24 uur om. Vooral als ze uit het westen komen, betekent dit regen. Stapelwolken of schapenwolken zien eruit als plukjes watten.
Wolken weerspiegelen het wit van het zonlicht. Waterdruppels kunnen namelijk alle kleuren absorberen. En daarom reflecteren ze alleen de kleur die erop geschenen wordt. Zonlicht is wit, daarom zijn de wolken ook wit.
De vier families zijn: hoge wolken, middelhoge wolken, verticaal ontwikkelde wolken en lage wolken. Wolkengeslachten worden weer verder onderverdeeld in wolkensoorten. Hieronder bespreken we de wolkenfamilies en de daaronder vallende wolkengeslachten of -soorten.
De wolken ontstaan wanneer op grote hoogte koudere lucht binnenstroomt en ook dan loopt het vaak uit op neerslag. De wolken met het uiterlijk van torentjes (altocumulus castellanus) zijn een voorbode van onweer. De structuur van de mooie vlokken (altocumulus floccus) betekent dat er slecht weer op komst is.
Onweerswolken. Elke onweersbui begint als een kleine stapelwolk. Een stapelwolk heeft een bloemkoolachtige structuur, met scherpe omrandingen. Als de stijgende bewegingen sterk genoeg zijn, groeit de stapelwolk uit.
Een cumulonimbus, ook wel donderwolk genoemd, is meestal een voorbode van onweer. Dit soort wolken zijn verantwoordelijk voor enorme stortbuien waarbij je haast moet maken om ergens te kunnen schuilen. Je herkent de wolk aan de enorme groei naar boven, de wolken beginnen laag en groeien uit tot grote hoogte.
Het voelt vochtig aan, maar het is niet zacht om aan te raken. Wel is het water (kokend) heet en daarom moet je niet proberen om het aan te raken. Wolken daarentegen zijn koud en op een mistige dag kan je gerust proberen om de wolken aan te raken. Je loopt dan letterlijk met je hoofd in de wolken.
Cumulus- of stapelwolken, ook bekend als bloemkoolwolken, zijn scherp afgelijnde wolken en vormen een wolkengeslacht. De basis is donkerder, het bovenste deel met halfronde uitwassen is wit. In weerberichten is de afkorting Cu of Cs.
Siebesma: “Een cumuluswolk bevat gemiddeld één gram water per m3. Als we voor het gemak een wolk van één km3 nemen – dat is één km lang, breed en hoog – betekent het dat er in een bloemkoolwolk al snel een miljoen kilogram water zit.” Omgerekend zijn dat zo'n 200 olifanten.
Bij een gewone wolk (zonder regen) verdampen de onderste kleine druppeltjes. Het worden dan gasmoleculen (waterdamp) en die zijn onzichtbaar maar blijven ook zweven. Hoger in de lucht is het kouder, daar worden de gasmoleculen weer druppeltjes. Dit zien we als een wolk.
". In hetzelfde werk worden de nimbus beschreven als " donkere wolken, zonder duidelijke vorm, met gescheurde randen, zeer laag (800 tot 1600 m , vaak minder), snel bewegend en met zware regenval ". Dergelijke wolken komen overeen met cumulonimbus (zware buien) met pannus eronder.
Deze hoge wolken lijken heel langzaam te bewegen of zelfs stil te staan, maar door de grote hoogte geeft dat een vertekend beeld: in werkelijkheid gaan ze snel, soms ruim 100 km/uur. Weerkundigen noemen ze sluierwolken, die het licht van de zon nog doorlaten.
Hoge bewolking, cirrusbewolking of sluiers genoemd. Het zijn wolken die zoals eerder aangegeven voorkomen op een hoogte (vanaf het aardoppervlak) van 6 tot 13 kilometer. Cirrus bewolking is een belangrijke voorspeller van het weer.
Een wolkbreuk ontstaat als buien lang boven een bepaald gebied blijven hangen doordat het weinig waait. Wolken regenen dan leeg boven één plek. In korte tijd valt er een enorme hoeveelheid water uit de lucht: minstens 25 millimeter in een uur of minstens tien millimeter in vijf minuten.
Cumulus. Cumuluswolken zijn stapelwolken. Dit wolkengeslacht ziet, afhankelijk van hun afmetingen, eruit als kleine watjes of grote bloemkoolachtige wolken die normaal gesproken fel wit zijn van boven en wat donkerder grijs aan de basis.
Een gemiddelde wolk met een lengte en diepte van 2 kilometer en een hoogte van 200 meter weegt maar liefs 500 miljoen gram. Dat is net zo zwaar als driehonderd auto's, volgens de wetenschappers.
Hoe kouder, des te minder onweer. In Groenland onweert het vrijwel nooit. En op de Zuidpool zijn gebieden waar het echt nog nooit heeft geonweerd. In ons land onweert het gemiddeld op 25 tot 30 dagen per jaar.
Als een boom naast je huis wordt geraakt kan de spanning via de leidingen in de grond, zich naar je huis verplaatsen en slaat door op je elektrische apparaten. Als bliksem thuis inslaat kan er brand ontstaan, muren kunnen scheuren of inzakken.
Het Europees grondgebied krijgt gemiddeld 350 dagen per jaar te maken met bliksem. Dat wil zeggen dat er elke dag wel ergens in Europa een blikseminslag is. Augustus blijft in West-Europa de maand met de meeste blikseminslagen.
Cirrus is één van de tien wolkengeslachten. Cirruswolken zijn hoge wolken die meestal voorkomen op een hoogte van 6 tot 13 km. Deze wolk bestaat volledig uit ijskristallen en is meestal zichtbaar als fijne witte draden, witte plukken of banden.
Buienwolken kunnen heel hoog zitten, tot wel meer dan 10 km. hoog. Bij helder weer kan je die van heel ver al zien, veel meer dan 10 km. Mogelijk meer dan 20 km.
De negatieve, zware hagelkorrels verzamelen zich onderaan de onweerswolk. De positieve, lichtere ijsdeeltjes zitten bovenaan in de wolk. Dit zorgt voor een spanningsverschil in de wolk. Wanneer dit spanningsverschil groot genoeg is, ontstaat er bliksem.