Spreekwoorden: (1914) Beter éen vogel in de hand dan tien in de lucht, d.i. het zekere is boven het onzekere te verkiezen; eene gedachte, die op soortgelijke wijze al vroeg in onze literatuur wordt uitgedrukt.
Spreekwoorden: (1914) Het beste paard struikelt wel eens, d.w.z. ook de beste kan wel eens iets verkeerds doen; syn.
Het gezegde is het zinsdeel dat aangeeft welke handeling centraal staat in een zin. Het geeft aan wie of wat het onderwerp is of doet. Het gezegde bestaat uit minstens één werkwoord, dat soms aangevuld wordt met een naamwoord of met andere werkwoorden.
Beter een half ei dan een lege dop, een duidelijke manier om te verwoorden: je kan beter iets hebben dan helemaal niets. Wees tevreden met wat je wel hebt.
Spreekwoorden: (1914) Wie a zegt, moet ook b zeggen, d.i. men moet voortgaan gelijk men begonnen is; of ook: na de eerste schrede kan men niet meer stilstaan; fr. qui a dit a doit dire b; hd.
' Wat baten kaars en bril, Als de uil niet zien en wil. Dit wordt gezegd als men tevergeefs zijn best doet om iemand, die dom of eigenwijs is, beter in te lichten.
– Wie het Eerst komt, die het Eerst maalt. – Een Ezel stoot zich in het gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen. – Voor Geld kun je de duivel doen dansen. – Wie zijn Gat brandt, moet op de blaren zitten.
Met den mond vol tanden staan (of zitten), d.w.z. niets zeggen ter verdediging, geen woord kunnen uitbrengen, beteuterd zijn; syn.
Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd - dit betekent: 'je kunt niet alles ineens doen, alles heeft zijn tijd nodig'; 'iets groots tot stand brengen is nu eenmaal een zaak van lange adem'.
(het is makkelijker om iemands vertrouwen te schaden, dan te verkrijgen.) Dit spreekwoord is o zo waar in het opbouwen van relaties zowel in privé als op het werk. Werkrelaties staan of vallen met vertrouwen.
Wat betekent een kat in de zak kopen en waar komt deze uitdrukking vandaan? Een kat in de zak kopen betekent 'iets kopen wat erg tegenvalt of heel snel kapotgaat', 'een miskoop doen'. Wie een kat in de zak heeft gekocht, is vaak boos op zichzelf: had ik vóór de koop maar beter opgelet!
Ezelsbruggetjes. Er bestaan verschillende ezelsbruggetjes om de (belangrijkste) koppelwerkwoorden te onthouden: ZWoBBeLS + HDV(ideo): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Het naamwoordelijk deel 'koppelt' het werkwoord aan het onderwerp. Het naamwoordelijk deel zegt altijd iets over het onderwerp. Een naamwoordelijk gezegde (ng) bestaat dus altijd uit een werkwoordelijk deel (wd) en een naamwoordelijk deel (nd). Mijn fiets is kapot.
Zoek eerst de persoonsvorm en het onderwerp. Zoek het gezegde. Bepaal of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is. Bestaat het gezegde alleen uit werkwoorden, dan is het een werkwoordelijk gezegde.
Zij lijken op elkaar als twee druppels water. Het bovenstaande voorbeeld betekent niet dat zij echt op druppels water lijken. Het betekent dat zij heel erg veel op elkaar lijken.
Een zo'n uitdrukking is: 'waar rook is, is vuur'. Een uitdrukking direct gekoppeld aan roddelen. En als feitelijkheid in zich heeft dat, als er iets naars over iemand wordt verteld is, er vast wel een kern van waarheid bij hoort.
Wie z'n billen brandt, moet op de blaren zitten. Het spreekwoord wil zoveel zeggen als: 'Als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen. En het liefst zonder klagen'.