De tengellatten zorgen er mee voor dat de pannen een goede grip hebben op de panlatten. Daarnaast en nog belangrijker zorgen ze ervoor dat er een ruimte is tussen de pannen en het onderdak. Deze ruimte fungeert onder meer als verluchtingskanaal dat ervoor zorgt dat eventueel vocht onder de pannen kan verdampen.
De onderlinge afstand van de tengels is afhankelijk van de zwaarte van het dakbeschot ern de afmetingen van de panlatten en is in het algemeen niet groter dan 600 mm.
Een tengel is een houten lat die tussen het dakbeschot en panlatten wordt geplaatst. Deze houten lat loopt van de nok naar de dakvoet. Een tengel heeft als functie ventileren. Het is de bedoeling dat met een tengel er voldoende ventilatie is onder de dakpannen.
Dampopen folie voorkomt lekkage
In geval van dakvernieuwing na waterschade werken we altijd met dampopen folie onder de pannen. Dit folie heeft als functie dat het dak waterdicht blijft. Water kan niet naar binnen, maar de damp kan wel naar buiten. Oftewel; het kan niet inregenen, maar wel uitdampen.
Stap 3: panlatten plaatsen
Plaats tengellatten verticaal op het dak op de kepers. Zorg voor de hechting van het onderdak op de kepers. De horizontale panlatten zijn de ophangpunten voor de dakpannen en houden de dakpannen op zijn plaats. De onderlinge afstand moet zo groot zijn dat de pannen elkaar goed overlappen.
Spijkeren is makkelijker met een dakdekkershamer met magnetische opname. Met schroeven splijten de panlatten als ze niet zeik nat zijn. Schieten kan met zowel spijkers als krammen. Een platte tacker blijft wel beter op het dak liggen als een rolspijker tacker.
Meet de lengte over 10 dakpannen op. Leg de dakpannen vervolgens 'gedrukt' en meet de lengte opnieuw. Vergeet hierbij de maatbepalende hulpstukken, zoals gevelpannen en dubbele welpan niet. De juiste latafstand is de som van de afmetingen, gedeeld door 20.
Bij het dubbel isoleren van een plat dak is deze methode echter allesbehalve aangeraden. De dakconstructie zit namelijk niet mee in de isolatieschil en staat dus bloot aan grote temperatuurschommelingen. Dat kan schade veroorzaken door het krimpen en uitzetten.
In principe wordt voor dakbeschot Douglas- en vurenhout gebruikt, uiteraard voorzien van een FSC of een PEFC kenmerk. Beide houtsoorten komen uit Europese aanbouw. Je kunt planken gebruiken, die als schroten in elkaar geleid worden of grote OSB of Undelayment platen.
Het vervangen van de panlatten gebeurt bijna altijd in het kader van vervanging van de dakpannen wegens lekkage. Wanneer een dakpan door harde wind is verschoven of in de loop der jaren poreus is geraakt, kan ook een panlat beschadigd raken. Hout dat lang vochtig blijft, gaat rotten.
De tengellatten zorgen er mee voor dat de pannen een goede grip hebben op de panlatten. Daarnaast en nog belangrijker zorgen ze ervoor dat er een ruimte is tussen de pannen en het onderdak. Deze ruimte fungeert onder meer als verluchtingskanaal dat ervoor zorgt dat eventueel vocht onder de pannen kan verdampen.
Voor de tengellat is een dikte van 15 mm aangewezen. De breedte is best 30 mm of meer om het splijten van het hout bij het nagelen te vermijden.
Een panlat is een horizontale lat om de dakpannen te dragen. De latten zijn ca. 22x32 mm en op tengels vastgezet aan het dakbeschot (de tengels lopen verticaal). De dakpan heeft vaak een nokje (neus) om goed aan de panlat de kunnen "hangen".
Regelwerk stellen met uitvulplaatjes
Het regelwerk bestaat uit vurenhouten latten, welke bevestigd worden aan het plafond of muur. Op deze latten worden later de platen of schrootjes bevestigd. De meest gebruikte maat is 22 x 50 mm, welke zowel horizontaal als verticaal geplaatst worden.
De tengellatten worden bevestigd met in elke tengellat minstens 2 nagels per Celitplaat; m.a.w. de tussenafstand tussen de nagels bedraagt gemiddeld minder dan 30 cm. Minimale lengte van de panlatnagel = lengte van de tengellatnagel + dikte panlat - 10 mm. Minimale lengte van de panlatnagel = 40 mm + dikte panlat.
Lopen over de dakpanplaat geeft normaliter geen beschadigingen, toch is het raadzaam om alleen in de z.g.n. dalen van de plaat te lopen. De tweede panlat ligt veelal op 330/380 mm van de eerste. De afstand kan variabel zijn i.v.m. de overstek in de goot.
Lange levensduur: dakpanplaten hebben een relatief lange levensduur van 20 à 50 jaar. De levensduur is wel sterk afhankelijk van de kwaliteit van de plaatsing. Mogelijk op verschillende daktype: de platen kunnen al worden aangebracht op daken met een hellingsgraad vanaf 7 à 10 graden.
Het onderdak maakt je dak waterdicht en zorgt voor de warmte-isolatie van een ruimte. Ook houdt het vorst en insecten tegen en moet het brandwerend zijn. Heb je een oud huis waarvan het hellende dak is voorzien van leien of dakpannen, zonder dit dakgedeelte dan weet je haast zeker dat het dak niet geheel waterdicht is.
Een nadeel van steenwol is dat het, bij een gelijke isolatiewaarde, dikker is dan bijvoorbeeld PIR. Om een isolatiewaarde van ca. 1,35 te bereiken, heeft u een steenwolplaat van 50mm nodig. Vrijwel dezelfde waarde bereikt u al met een PIR-plaat van 30mm.
Dan kies je voor isolatiemateriaal dat zorgt voor een goede akoestische isolatie. Zo kom je al snel uit op minerale wol isolatie. Het is het beste om te isoleren met minerale wol en vervolgens met glaswol. Akoestisch gezien isoleren PUR en EPS slechter dan isoleren met minerale wol.
Fabel 1: Je kunt je woning ook over-isoleren
Hoe dikker de isolatielaag, hoe minder warmteverlies. Al zal het extra isolerend effect vanaf een bepaalde dikte minder groot worden voor elke centimeter isolatie die je dan nog aanbrengt. Over-isoleren bestaat dus niet, slecht isoleren wel.
Een tengel is een houten lat die gebruikt wordt op daken, in plafonds of op wanden. De afmetingen variëren van 10 × 50 mm tot 22 × 75 mm.
“Een dakpan mag ongeveer voor de helft in de dakgoot komen, dat deze pan zover komt is niet goed”, zegt dakspecialist Erik Broekhoven.