Het water waar je net de tagliatelle of de ravioli in hebt gekookt, is niks meer of minder dan heet water met een beetje zout en wat bloem. En dat is juist het geheim: een lepeltje van dat pastawater tilt je pastasaus naar een hoger niveau. De saus bindt een beetje, krijgt een beetje zout en vooral een hoop smeuïgheid.
Waarom is het kookwater van pasta zo'n kostbaar goedje? Wel, pastawater zit vol restjes zout en zetmeel van de pasta die je erin kookte. Als je dat water toevoegt aan de pan waarin je je pasta afwerkt én waarin zich een vet – olijfolie of boter – bevindt, ontstaat er een emulsificatie (of culinaire magie).
Dit smelt allemaal samen met de pasta tot een heerlijke zachtheid en de smaak wordt vele malen rijker. Het water helpt om ieder stukje pasta te bedekken in saus terwijl het zetmeel ervoor zorgt dat de saus goed aan de pasta hecht. Kook zoals een Italiaanse mamma kookt en niet meer weggooien voortaan!
Voeg ongeveer 50 tot 100 ml pastawater toe aan je spaghetti en laat inkoken. Is de saus nog te dun? Voeg nog wat extra pastawater toe en laat opnieuw inkoken tot je de gewenste consistentie hebt.
Hier zijn maar een paar eetlepels pastawater voor nodig, dus wat doe je met de rest van het pastawater? Als je het pastawater invriest als ijsblokjes kun je deze later nog gebruiken om soep, jus of sauzen te binden en de juiste textuur te geven.
Voeg een mespuntje boter toe aan het kookwater. Zet een wasknijper op de rand van de pan, het deksel kan dan niet weer helemaal op de pan komen waardoor het minder snel overkookt.
Het zout in het water brengt je pasta namelijk op smaak. Dat kan écht het verschil maken tussen een flauw en een heerlijk pastagerecht. Je brengt niet enkel de pasta zélf op smaak, je doet dat bovendien al helemaal in het begin van het kookproces.
Als de pasta te lang doorgekookt is, kan ie sponzig en een beetje slijmerig aanvoelen. Maskeer dat door juist niet (zoals gewoonlijk wél lekker is) met wat pastawater elke sliert of elk stukje een 'jasje' van vocht en saus te geven, want dat jasje heeft ie al en het is niet de goede.
Kookvocht van groenten is herbruikbaar en gezond: de vitaminen die tijdens het koken verloren gaan, worden deels in het vocht opgenomen. Je kan dit kookwater gebruiken in saus of soep, of opnieuw als kookwater voor andere groenten, voor pasta, rijst of aardappelen. Kooknat moet je koel en niet te lang bewaren.
Wanneer je de pasta overgiet met koud water, spoel je het zetmeel weg. Het zetmeel maakt de saus die je achteraf over de slierten doet romiger, en zorgt ervoor dat de pasta zich goed vasthecht aan de saus.
Olie is hydrofoob en mixt niet met water maar blijft erop drijven. De olie die je toevoegt aan het pastawater voorkomt daarom níet dat de pasta aan elkaar plakt tijdens het koken. Wel geeft het een zacht aroma af. Bij het afgieten zal er wel wat olijfolie aan de pasta blijven kleven - en plakt de pasta minder.
Hoe weet je of de pasta klaar is? Om te weten of je pasta perfect al dente is, is er één simpele vuistregel: proef! Je pasta is klaar als de buitenkant gaar is en de binnenkant nog ietsje stevig aanvoelt. Kook je 'm langer dan dit punt, dan is je pasta te ver waardoor hij plat en plakkerig wordt.
Al dente
Hoe zachter de pasta, des te hoger de glycemische waarde. Daarentegen geldt: hoe harder de pasta, des te beter voor je bloedsuikerspiegel, insulineniveau, hongergevoel en afslanksucces. Kook pasta dus nooit door en door gaar, zacht & plakkerig.
Ook pasta kun je koken in een waterkoker. Dit gaat vooral goed met waterkokers zonder metalen spiraal op de bodem (hier koekt de pasta snel aan vast). Doe de pasta in de koker en vul hem aan met water. Per 100 gram pasta volstaat ongeveer 1 liter water.
Gekookte pasta kan je afgesloten in een vershoudbakje nog 2 dagen in de koelkast bewaren. Zorg er wel voor dat de pasta snel afkoelt. Zet de restjes daarom binnen 2 uur in de koelkast. Houd er wel rekening mee dat gekookte pasta gaat plakken.
Reken ongeveer 1 liter voor 100 gram pasta. Vul de pan niet tot aan de rand met water, tot ⅔ is meer dan genoeg, anders kookt het water – tijdens het koken van de pasta – over. Kies de juiste pan op basis van de hoeveelheid water en de pastasoort.
De beste techniek om te zorgen dat je kliekje pasta niet te klef of te droog wordt tijdens het opwarmen is door dit gewoon in de pan te doen. Voeg hier een scheutje water aan toe en kook dit op middelhoog vuur tot het meeste water is verdampt. Zo krijgt de pasta zijn volle, romige structuur weer terug.
Tegelijkertijd veranderd het zetmeel in de pasta in een soort gelatine. Deze twee processen blijven bezig tijdens het koken en zorgen ervoor dat je de pasta op het juiste moment uit de pan moet halen! Laat je het te kort koken dan is de pasta nog hard. Te lang, en de pasta veranderd in een prutje.
Olijfolie vormt een glad laagje om de pasta
Ja want de pasta plakt na het afgieten niet echt meer aan elkaar.
Pasta koken kun je het beste doen met zout. Zout zorgt ervoor dat je pasta smaakvoller wordt en dit komt je pastagerecht ten goede. Gebruik ongeveer 10 gram zout per 3 liter water. Voeg het zout aan het water toe zodra het water aan de kook is.
Opgeloste stoffen in water zorgen voor een hoger kookpunt en een lager vriespunt. Daarom wordt er bijvoorbeeld 's winters met zout gestrooid. Het smeltpunt van water met zout is tot wel 21 graden (!) Celsius lager dan van zuiver water.
Nooit meer water laten overkoken
Om te vermijden dat je pastawater overkookt, leg je een houten lepel over de kookpot heen terwijl het water kookt. Ja, zo simpel is het! Hout is namelijk een materiaal dat warmte niet goed geleidt waardoor de bubbels kokend water die het hout raken, barsten.
Dat schuim bestaat namelijk uit gluten die tijdens het koken uit de pasta sijpelen. De olie verzwakt de oppervlaktespanning van het water, waardoor het schuim niet beklijft. Een betere oplossing tegen schuimen is het vuur wat lager zetten.
Maar het kan ook zonder overkoken, zeer eenvoudig! Leg een houten lepel of spatel over de pan heen als het water kookt en je zult zien dat het niet overkookt. De reden dat het water niet meer overkookt is dat de belletjes barsten waar ze het hout van de lepel raken doordat het hout de wand van de belletjes breekt.