Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit (bij kant-en-klare injectiespuiten) niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Na volledige injectie zal deze luchtbel de ruimte in de naald opvullen zodat alle werkzame stof toegediend wordt.
Verwijder de luchtbel in de spuit niet. Deze zorgt er juist voor dat alle vloeistof kan worden geïnjecteerd. Plaats uw vingers rond de plek waar u de naald inbrengt. Zorg ervoor dat u hierbij een huidplooi oppakt!
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Houd de spuit rechtop tussen duim en wijsvinger. Breng de naald in zijn geheel loodrecht in de huidplooi.
Rond de navel moet niet worden gespoten omdat in dit gebied vrij veel zenuwen en bloedvaten lopen waardoor het injecteren pijnlijker kan zijn. Houd daarom altijd drie vingers afstand rond de navel.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
,,Bij een luchtembolie wordt een relatief grote hoeveelheid lucht via een ader ingespoten. De hersenen verdragen dat niet goed en het zorgt voor zuurstoftekort in het hart.” Volgens de deskundige is het absoluut geen zachte manier om te sterven.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
In deze spuiten bevindt zich een luchtbel. Tijdens het inspuiten van het medicijn moet de luchtbel zich aan de kant van de zuiger bevinden. De luchtbel vult na het toedienen de overgebleven dode ruimte van de injectiespuit. Er blijft dus geen medicijn achter in de spuit.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Behandeling bestaat uit preventie van verdere embolisatie, stabilisatie van de vitale parameters en 100% zuurstof. Vroegtijdig contact met een hyperbaar centrum is van belang om te bepalen of de patiënt in aanmerking komt voor hyperbare zuurstoftherapie.
Voorbeelden zijn Nadroparine (Fraxiparine®), Dalteparine (Fragmin®) en Enoxaparine (Clexane®). Afhankelijk van de soort, dosering per kilogram lichaamsgewicht en het gewenste effect wordt deze een- of tweemaal daags onderhuids gespoten.
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek.
Kruimelpad. Lucht in de bloedsomloop kan een levensgevaarlijke situatie veroorzaken. Bij volwassenen ontstaan weliswaar pas verschijnselen als 50-100 ml lucht in de bloedbaan terecht komt.
Breng de naald loodrecht en in zijn geheel in de huid. Breng de vloeistof vervolgens in, door de stamper langzaam naar beneden te drukken. Als de spuit leeg is, wacht u vijf seconden. Daarna trekt u de naald voorzichtig recht omhoog uit de huid.
Er zit een luchtbel in het infuussysteem:Het is belangrijk om bij het toedienen van het antibioticum de lucht zo goed mogelijk uit de leiding en de spuit (heparineslot) te verwijderen. Een enkel luchtbelletje kan geen kwaad.
Een embolie is een verstopping van een slagader of een ader in uw lichaam. Meestal wordt de verstopping veroorzaakt door een stukje losgeraakt bloedstolsel (dit wordt ook wel een bloedpropje of een embolus genoemd). Zo'n embolus ontstaat als u trombose heeft.
Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls. Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. Steek de naald onder een hoek van 45à 60 halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi. Houd de huidplooi vast.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
De huidlaag zit bij getrainde mensen vaak strak om de spieren. Spuit de insuline niet te diep. Dus niet in een spier. Dit is pijnlijk en de insuline wordt hierdoor sneller opgenomen.
De buik is de voorkeursplaats voor oplosbare humane insuline (Regular®), omdat opname daar het snelst plaatsvindt. De opname van oplosbare humane insuline kan bij bepaalde personen traag zijn (bij ouderen, bij personen die weinig of niet bewegen, ...).