Een bekend voorbeeld van een defectief werkwoord is zullen; het heeft namelijk geen voltooid deelwoord. Alle
Zullen kan uitsluitend hulpwerkwoord zijn; vandaar dat een voltooid deelwoord ontbreekt.
Alle werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her-* , ont-, en ver- krijgen geen ge - voor het voltooid deelwoord. Het voorvoegsel vervangt ge: de regel voor het vormen van een voltooid deelwoord is hier: (geen 'ge-') stam + t/d.
Behalve als de stam eindigt op een letter in 't kofschip-x, dan schrijf je ~t. Je legt uit dat een voltooid deelwoord altijd eindigt op één ~d of ~t. Leerlingen kunnen dit verwarren met de verleden tijd, waar twee d's of t's wel achter elkaar voorkomen.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Op een enkele uitzondering na heeft ieder werkwoord maar één voltooid deelwoord, dat onder alle omstandigheden hetzelfde gespeld wordt. Net als in de verleden tijd heb je wel te maken met zwakke en sterke werkwoorden.
Je kunt 't kofschip gebruiken als je twijfelt over de spelling van de verleden tijd van werkwoorden (bijvoorbeeld leefde en blafte) of over het voltooid deelwoord (geleefd en geblaft). Veel mensen hebben 't kofschip als 'regel' geleerd op school, maar het is eigenlijk helemaal geen regel.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Vervoeging: ik beloof, jij belooft, hij belooft, wij beloven. ik beloofde, wij beloofden. ik heb beloofd.
Het correct gespelde voltooid deelwoord van updaten is geüpdatet. De stam van updaten is update. Om het voltooid deelwoord te vormen, voegen we vooraan eerst het voorvoegsel ge- toe. Om te voorkomen dat de combinatie e + u als eu wordt gelezen, plaatsen we een trema op de u.
d's en t's in de tegenwoordige tijd
Neem de ik-vorm en zet daar in de jij- en hij-vorm een t achter: (ik) vermeld > + t > jij/u/hij vermeldt.
Vervoeging: ik douch, jij doucht, wij douchen. ik douchte, wij douchten. ik heb gedoucht.
Je zult en je zal zijn allebei correct.
In Nederland wordt je zal informeler gevonden dan je zult. In België wordt het gebruik van je zal niet als informeler beschouwd.
De correcte spelling is mocht.
Vervoeging van het werkwoord mogen: ik mag, jij mag, wij mogen. ik mocht, wij mochten. ik heb gemogen.
Gebruik wij als er nadruk op ligt: 'Wij zijn verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van klachten. ' Gebruik we als er niet zo veel nadruk ligt op het woord: 'Zoals we hebben afgesproken', 'Als u graag gebeld wilt worden, nemen we contact met u op. '
't Kofschip bevat de medeklinkers t, f, k, s, ch en p. Als de stam van het werkwoord eindigt op een van die letters wordt de uitgang –te gebruikt. Werkwoorden waarvan de stam op een andere letter eindigt krijgen –de als uitgang. Een voorbeeld hiervan is het werkwoord 'kloppen'.
De stam is de vorm die we horen als we de uitgang -en (soms -n) van de infinitief weglaten, bijvoorbeeld: lopen – loop, bevestigen – bevestig, werken – werk. Bij de onvoltooid tegenwoordige tijd van de tweede en derde persoon enkelvoud voegen we dan een -t toe: (jij/hij) bevestigt, (jij/hij) werkt, (jij/hij) loopt.
Let goed op, want reizen is een zwak werkwoord. We zien hier in het hele werkwoord dat het met een z wordt geschreven maar in ons voorbeeld schrijf je het met een s, dus dan krijgen we gereisd met een d.
In de tegenwoordige tijd schrijf je altijd een t bij de derde persoon enkelvoud: hij gelooft. Zoals het ook is: hij werkt, hij past, hij geeft etc. Dat je het voltooid deelwoord met een d schrijft, kun je controleren via de verleden tijd. Die is: geloofde.
In de zin 'Morgen wordt je salaris gestort' is je de niet-nadrukkelijke vorm van jouw. Er staat dus eigenlijk: 'Morgen wordt jouw salaris gestort. ' Het onderwerp van deze zin is je/jouw salaris.Daarom komt er een t achter de stam word.
Ezelsbruggetje g of ch
Helaas is er geen ezelsbruggetje voor g of ch waar je kind op terug kan vallen. Dit komt doordat er geen vaste regels gelden voor het schrijven van woorden met een g of ch. Het gaat hier namelijk om weetwoorden.
Bij werkwoorden als leven en verhuizen, dus met v en z, is het extra oppassen met de spelling: leven: de werkelijkheid leefde – de werkelijkheid is geleefd – de geleefde werkelijkheid.