Het blocken van je haakwerk zorgt ervoor dat je steken van je haakwerk gelijkmatiger worden, en het helpt bij de drapering ervan. Je haakwerk zal er dus mooier uit zien, en meer gelijk van vorm worden.
Het blocken doe je door middel van natspuiten. Eerst moet je met spelden het haakwerk vastzetten op de zachte ondergrond in de gewenste vorm, vervolgens bespuit je het haakwerk met water met een plantenspuit (met eventueel een klein beetje wolwasmiddel in het water) en daarna laat je het helemaal opdrogen.
Als je de lussen gaat afhalen in de teruggaande toer rek je de steken op. Hierdoor komt er spanning te staan op je haakwerk en kan het gaan krullen.
Waarom blocken? Blocken zorgt ervoor dat de steken in je breiwerk er veel mooier en gelijkmatiger uit gaan zien. Ook valt het breiwerk mooier nadat het is geblockt. Zeker wanneer de delen nog aan elkaar gezet moeten worden kan het opspannen wonderen doen voor de vorm.
Het werk golft/krult om – te veel of te weinig steken
Bij het haken van een cirkel of bij het begin van een bol, kan het werk soms gaan golfen of omkrullen. Soms probeer je misschien het probleem te negeren en haak je verder, hopend dat het probleem vanzelf verdwijnt. Helaas is dat bijna nooit het geval!
Het is belangrijk dat je het garen niet te strak vastklemt, maar dat je het juist een beetje laat vieren. Als dit niet genoeg is voor jou om losser te haken, probeer dan elke steek wat langer te trekken met je haaknaald.
Om een mooie ronde cirkel te haken, meerder je in elke toer het aantal dat je in de eerste toer had. Bij knuffels zijn dat er standaard 6. Voor een platte cirkel in vasten, meerder je dus elke toer 6 keer. De tweede toer haak je daarom dus 2 v in elke steek.
Zijkanten van een sjaal krullen om? Bij het breien van een sjaal in tricotsteek zullen de zijkanten vaak omkrullen. Om dit te voorkomen kun je de eerste 3 tot 5 steken van de naald recht breien op zowel de rechte als de averechte kant. Hoe breder de sjaal, dan 5 steken recht breien.
Meet met een rolmaatje/centimeter na of de afmetingen kloppen en span dat het werk op. Dit doe je door speldjes/blockers op de juiste plek te prikken. Zet het stevig vast. Begin met het grof opspannen van je werk.
Tunisch haken is een combinatie van breien en haken. Je werkt met één naald, met een haakje: dat lijkt op haken. Maar je haalt al je steken op je naald, en haakt in een heen- en teruggaande rij: dat lijkt op breien. De techniek is niet zo moeilijk, en geeft een heel leuk uiterlijk.
Dan keren we het haakwerk om, zodat de haaknaald rechts zit en het haakwerk links. Dan maken we eerst een losse, dat heet de keerlosse, deze telt niet als eerste steek, dus we beginnen in de eerste steek weer te haken door de naald door de 2 lusjes te steken en dan vasten te haken. We haken tot het einde van de toer.
Tunisch haken is een voordelige manier van haken. Je hebt minder garen nodig dan bij gewoon haakwerk. Het haakwerk wordt dunner en soepeler dan bij gewoon haakwerk.
Wil je de naden persen van je wollen kledingstuk? Zorg er dan voor dat je dit heel voorzichtig en met een vochtige doek doet. Anders kun je de naden doorpersen waardoor ze zichtbaar worden aan de goede kant, en dat wil je juist niet.
Doosje van 20 blocs, rijen met spelden, om uw haak- en breiwerk mooi te blocken. De set betaat uit 12 blockers met 8 spelden en 8 blockers met 4 spelden. Voor het blokken van je handwerk zijn er verschillende methodes om de eucalan te gebruiken.
Een granny blokspanner bestaat uit een houten basis met gaatjes op gelijke afstand waar je pinnen in kunt draaien. Op deze pinnen schuif je de granny squares, door de vele gaatjes is het ook mogelijk om andere vormen op te spannen.
Zorg ervoor dat je je breiwerk heel netjes tegen elkaar legt, maak paartjes van de steken van het ene deel en het andere deel. Zet ze bijvoorbeeld aan elkaar vast met een paar stekenmarkeerders. Let op dat je als eerste je opzetrand met elkaar verbindt, anders krijg je geen mooie rechte rand.
KETTINGSTEEK RAND
De kettingrand vormt een heel mooie zelfkant, met een perfecte rand voor het opnemen van steken of voor het omstikken van naden. Maar als je een onzichtbare naad wil is deze manier niet ideaal. Goede kant: haal de eerste steek recht af zonder te breien en brei de laatste steek van de rij recht.
De rand van je breiwerk kan er soms rommelig uitzien. Dat komt doordat de eerste en laatste steken maar aan één steek vastzitten. Omdat de kant er dus rommelig uit kan zien, leren we vaak om de eerste steek af te halen. Dan krijg je een nette zijkant en we wennen onszelf aan om altijd de eerste steek af te halen.
Kantsteken: In de patroontekeningen zie je pijltjes staan aan het begin en einde van elke toer. Dit zijn de kantsteken. De kantsteek aan het begin van elke toer in elk patroon haak je door een staande-vaste te haken door beiden lussen in de eerste vaste van de vorige toer (wat dus ook een kantsteek is).
Een toer waarbij 1 v in elke v wordt gehaakt, bijvoorbeeld hier als toer 4, wordt 2 x 9 v. Je start met je magische ring en de eerste 3 steken in de eerste kleur. Daarna laat je deze kleur wachten, en hecht je opnieuw aan met kleur nummer 2 in de magische ring. Je haakt daar de laatste 3 steken.
De magische ring, ook wel bekend als de verstelbare ring of magic loop, is een bekende haaktechniek die wordt gebruikt in diverse haakpatronen. Zo wordt de magische ring bijvoorbeeld regelmatig gebruikt als start van je haakwerk bij granny squeres, mutsen, amigurumi en natuurlijk in de haakpatronen van Haakpret.
Je begint een nieuwe toer altijd met het aantal lossen wat nodig is bij de steek die je aan het haken bent. Eén losse als je vasten haakt. Drie lossen als je stokjes haakt. Hier haken we de toer in vasten, dus hoeven we maar één losse te haken.
Het haakstekenalfabet: De W van Weefsteek. Het is een super makkelijke steek. Wanneer je vasten en lossen kan haken, kun je ook de Weefsteek haken!