Groenbemesters activeren het bodemleven en helpen zo mee om de bodem gezond te houden. De toplaag van de bouwvoor zit vol met nuttige bacteriën, schimmels, protozoa, bodeminsecten en wormen. Groenbemesters helpen het bodemleven in stand te houden en dragen daardoor bij aan bodemweerbaarheid en gezondheid.
Soorten groenbemesters
Rode klaver, phacelia, gele mosterd, lupinen en wikken zijn soorten die het meest toegepast worden in de moetuin. Graansoorten als rogge, ook wel winterrogge genoemd of haver kunnen ook gebruikt worden maar zijn niet handig in de groententuin omdat ze meestal machinaal ingewerkt moeten worden.
Voor het eerste teeltdoel zijn Japanse haver en gele mosterd de aangewezen groenbemesters. Engels- en Italiaans raaigras kunnen ook als groenbemester worden toegepast voor het vastleggen van organische stof. Houd bij deze grassen wel rekening met de volgvrucht.
Voor kleigronden dat de groenbemester uiterlijk 1 september is ingezaaid en minimaal 8 weken (56 dagen) moet blijven staan. Een uitzondering is er voor groene braak en als de groenbemester minimaal tien weken in het groeiseizoen op het land staat als aansluitend daarop een volggewas wordt geteeld.
Aaltjes zijn leidend bij de keuze van het type groenbemester voor vader en zoon Krol. Ze willen in hun aardappelen geen Trichodorus spp of Meloidogyne chitwoodi. Na de vorst werken ze de groenbemesters in met een frees of een schijveneg. Vaak moeten ze in het voorjaar of in februari de groenbemester voorbewerken.
Enkele soorten maken een goede kans: Raapstelen Bladkool: Tsoisam, Amsoi, Kailan Spinazie (Amsterdams Reuzenblad) Rucola (niet de wilde) Barbarakruid Saladini Groenbemesters: wintertarwe, winterrogge, bladrammenas, gele mosterd, winterkoolzaad, nootzoetraapzaad.
Phacelia kun je zaaien tot en met augustus. Gele mosterd, inkarnaatklaver en Japanse haver kun je zaaien tot en met september. Winterrogge zaai je van augustus tot en met oktober.
Groenbemester. Zaai in oktober een groenbemester zoals Rogge of Fenegriek. Deze zal je bodem volgend jaar heel wat beter maken.
Limagrain brengt NemaRedux op de markt om aaltjes te bestrijden. 'De hoofdcomponent multiresistente bladrammenas Doublet geeft de hoogste bestrijding van bietencyste- en chitwoodi aaltjes. Het mengsel is aangevuld met raketsla en facelia', geeft Jos Groot Koerkamp aan.
Groenbemesting is het telen van planten op een stuk grond om deze vervolgens onder te ploegen of te mulchen. Dit wordt gedaan om het percentage organische stof en het stikstofgehalte in de bodem te verhogen. Een deel van die organische stof wordt in de bodem omgezet in humus.
Groenbemesters. Rechtstreeks zaaien: Blauwe lupine, Gele mosterd, Boekweit, Japanse Haver, Phacelia en Serradelle.
Een rustgewas vermindert de uitspoeling van nutriënten en verbetert de bodemkwaliteit, zodat ook de waterkwaliteit wordt verbeterd. Volgens LNV zijn rustgewassen met name grassen en granen, maar ook luzerne, klaver, diepwortelende Sorghum, Tagetes en vezelgewassen (zoals hennep).
Phacelia zaaien is mogelijk van maart tot half augustus, op rijen met een afstand van 30 cm, in augustus verminderen tot 20 cm, omdat de plant dan minder uitgroeit. Hoogte ongeveer 70 cm. Vriest 's winters dood. Zaaidichtheid: 10 kg/ha.
Rogge is zeer geschikt als groenbemester en wordt veel gezaaid na de late oogst. De combinatie van 80% rogge en 20% tarwe zorgt voor een snelle kieming en beginontwikkeling door de rogge. In combinatie met de tarwe zorgt dit voor een beter onder te ploegen gewas, dit door de iets tragere groei van de tarwe.
Gele mosterd wordt gezaaid vanaf begin augustus tot eind september. De hoeveelheid zaaizaad bedraagt 15 tot 25 kg per ha, afhankelijk van zaaitijdstip en duizendkorrelgewicht (5 tot 10 gram). De rijenafstand is 10 tot 25 cm en de zaaidiepte 2 tot 3 cm. Dichter zaaien geeft een snellere grondbedekking.
Japanse haver is een éénjarig monocotyl en behoort tot de familie van de granen en grassen. Het gewas kan tot 1.5 meter hoog worden, tot 80 cm diepte wortelen en heeft een duizendkorrelgewicht van 13 tot 26 gram.
Steeds meer biologische telers doen ervaring op met het zaaien van wintergraan. De over het algemeen hogere opbrengsten, goede gezondheid, een mooie doorworteling van de grond en een vroegere oogst zijn aspecten die het zaaien van wintertarwe het overwegen waard maken.
Deze groenbemester is niet vorstgevoelig, geeft een snelle en goede grondbedekking en zeer goede doorworteling. Het houdt de bodem bedekt gedurende de winter, is effectief tegen erosie en doeltreffend in het vastleggen van stuifgevoelige grond. Na de winter is het gewas 20 à 40 cm. hoog en kan het gemaaid worden.
Winterrogge, de naam zegt het al, is een wintergraan. Het gewas wordt in oktober gezaaid en in juli geoogst. De rogge komt in rood/groene sprietjes boven de grond uit. Van rogge worden allerlei producten gemaakt, zoals muesli, volkorenbrood, crackers en natuurlijk roggebrood.
Eén zakje is voor circa 100m2, en de plantafstand bedraagt 30x5 cm.
Doordat onrijpe mais veel minder geschikt als veevoer, moeten boeren extra krachtvoer kopen, wat hen op kosten jaagt. De koeien en varkens verteren onrijpe mais veel slechter, waardoor er meer methaan en ammoniak in de mest zit en dat is weer slecht voor het milieu.
Maisteelt op zand- en lössgrond heeft een groot risico voor uitspoeling, vooral voor stikstof. Er blijft veel stikstof in de bodem achter, wat nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Na de oogst van mais op zand- en lössgrond moet u een vanggewas telen. Dit is om stikstofuitspoeling te voorkomen.