Tijdens de waarom-fase, die begint rond de 2,5 – 3 jaar, leert je kind dat er meer is dan allen het kleine wereldje om zich heen, dat bepaalde dingen bij elkaar horen en dat hij zijn gedachten om kan zetten naar vragen.
Waarom vragen peuters waarom? Met deze soort vragen brengen kinderen hun gedachten onder woorden. Ook oefenen ze met het stellen van vragen en stillen ze hun honger naar nieuwe kennis. Nieuwsgierig als ze zijn, willen ze het liefst alles weten.
De waarom-fase begint bij de meeste kinderen rond hun derde verjaardag. Uiteraard zullen er kinderen zijn die met 2,5 al beginnen te vragen waarom alles is zoals het is… terwijl andere kinderen dit pas gaan doen als ze bijna naar school gaan.
Hoelang de waarom-fase duurt verschilt per kind. Net als dat het verschilt op welke leeftijd het begint. Sommige kinderen beginnen op hun tweede al vragen op je af te vuren, andere pas in de kleutertijd.
De moeilijkste leeftijd bij kinderen? Volgens Amerikaans onderzoek is dat 12 tot 14 jaar. Waar kleine kinderen vooral fysiek veel van hun ouders eisen, wordt het op die leeftijd eerder mentaal zwaar.
Kan ongeveer 1.000 woorden zeggen. Stelt vragen als wie, wat, waar, hoe. Kan 1.250 woorden begrijpen.
De meeste kinderen beginnen zo rond de drie jaar met het stellen van 'waarom-vragen'. Het kind is nieuwsgierig en wil weten en begrijpen. Door middel van 'waarom-vragen' breidt het kind zijn kennis van en begrip over de wereld om hem heen uit door het gebruik van de taal.
Bij peuters is de ontwikkelingsvoorsprong al iets duidelijker te herkennen. Zo is een hoogbegaafde peuter zeer ondernemend, motorisch erg vaardig en zelfstandig. Daarnaast hebben ze een goede ruimtelijke oriëntatie en ontwikkelen ze snel het begrip voor bijvoorbeeld kleuren, cijfers en hoeveelheden.
Vanwege het gedrag van je peuter in deze fase wordt deze periode nogal eens de 'peuterpuberteit' genoemd. Je peuter is bezig met de ontwikkeling van zijn eigen persoonlijkheid. Hij is vaak dwars en koppig, maar kan ook ontzettend veel plezier hebben, of onzeker zijn. Hij valt van de ene emotie in de andere.
kunnen lopen, springen, hinkelen, klimmen, glijden en rollen (grove motorische vaardigheden) kunnen tekenen, kleuren, knippen, prikken en kralen rijgen (fijne motorische vaardigheden)
De meeste kinderen starten met het herkennen en benoemen van kleuren als ze twee, drie jaar zijn. Aan het begin van groep 1 kennen de meeste kinderen de primaire kleuren rood, geel en blauw. Veel kleuters hebben ook al een lievelingskleur. Bij kleine meisjes is dat vaak roze.
Een kindje van 2 jaar kan motorisch al best veel. Hij kan nu goed lopen, zowel vooruit als achteruit. Ook kan hij nu rennen en tijdens het rennen kan hij van richting veranderen. Hij kan op zijn teentjes lopen, gaat steeds beter springen en klimmen en hij kan even op één beentje staan.
Wanneer een kind opvallend vaak valt of struikelt, bijvoorbeeld bij opstapjes of tijdens de gymles of sporten kan dat verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat er sprake is van een probleem met de prikkelverwerking, zodat het kind het eigen lichaam niet goed aanvoelt.
De woordenschat van een 2-jarige wordt steeds groter en je kunt al echte gesprekjes met hem voeren. Een 2-jarig kindje begint kleuren te herkennen en kan spulletjes van dezelfde kleur bij elkaar zoeken. Hij krijgt ook begrip van tijd, dat wil zeggen dat hij begrijpt dat morgen niet vandaag is.
Als een kind op een IQ-test tussen 121 en 129 scoort, wordt een kind begaafd of ook wel meerbegaafd genoemd. Het betreft hier ongeveer 7% van de kinderen. Kinderen die boven 130 scoren, worden zeer begaafd of hoogbegaafd genoemd.
De baby kan erg gevoelig zijn voor geuren, geluiden, smaken en reageert hier soms heftig op. Wanneer de baby leert praten, kan hij gelijk al woorden van drie- of meer lettergrepen zeggen. De baby heeft al vroeg veel begrip voor gesproken taal. Het kindje heeft een erg duidelijke eigen wil.
Duidelijkheid en voorspelbaarheid zijn belangrijk voor de ontwikkeling van je kind. Probeer zoveel mogelijk duidelijke regels te stellen en op een heldere manier te vertellen wat je van je kind verwacht. Realistische verwachtingen. Elk kind ontwikkelt zich in een eigen tempo.
Je moet je kindje namelijk met grote regelmaat uitleggen waarom iets wel of niet mag. Toch vinden de meeste gedragsdeskundigen dat de democratische opvoedstijl de meest redelijke en effectieve manier van opvoeden is.
Hij kan met twee benen tegelijk van een verhoging springen. Zijn fijne motoriek wordt ook steeds beter. Hij leert nu kralen rijgen, bladzijden van boeken omslaan, gaatjes vullen met de juiste vorm, prikken, knippen en plakken. Met twee kinderen samenspelen gaat beter dan met meerdere.
Jouw kind van 2 jaar praat nog niet omdat hij of zij gewoon nog niet zover is, zonder dat daar een reden voor is. Ongeveer 10 tot 15% van de tweejarigen is wat later met praten zonder dat er iets aan de hand is. Er kan sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis (TOS).
De meeste baby's tussen de 7 en 12 maanden benoemen hun ouders als “mama” of “dada”. De eerste woordjes (anders dan mama of dada) leren de meeste baby's rond 19 maanden. Tegen de tijd dat je kleintje 2 jaar is, praat hij of zij in zinnen van 2 tot 4 woorden.
Een kind van 18 maanden gebruikt gemiddeld 50 woordjes, terwijl een kind van 2 jaar gemiddeld 200 woordjes gebruikt. Vervolgens gaat het kind woorden combineren tot korte 2-woords zinnetjes (zoals "jas aan" of "papa bal"), korte zinnetjes produceren en steeds meer vragen stellen.
Kinderen zeggen gemiddeld per dag 378 keer het woord ”MAMA” als ze iets nodig hebben, iets willen of als ze verdrietig zijn en dit tegen de 78 keer “PAPA” per dag. We gooien er natuurlijk even een disclaimer tegenaan, want dit geldt niet voor ieder gezin, er zijn een hele hoop uitzonderingen.
Je kind kan zich steeds beter bewegen. Ook fijne bewegingen lukken steeds beter, zoals het vasthouden van een potlood of krijtje of het bladeren in een boek. Je kind leert de eigenschappen van voorwerpen: of iets hard is, zacht, glad, zwaar of licht.