Als warme lucht, met een hoge luchtvochtigheid, plots afkoelt, bereikt hij die “honderd procent verzadiging” en gaan waterdruppeltje in de lucht zweven en mist of nevel vormen. Waarom blijft mist soms zo lang hangen? Dat kan gebeuren doordat de warme lucht van overdag 's nachts sterk afkoelt, legt het KMI uit.
Koude lucht kan minder vocht bevatten dan warme lucht. Waterdamp in de lucht zie je niet. Maar als het blijft afkoelen is de lucht op een gegeven moment verzadigd. De waterdamp condenseert dan en wordt zichtbaar als druppeltjes.
Pas als er meer bewolking of meer wind komt zal de mist uiteindelijk uit heel Nederland verdreven worden. Tot die tijd blijft het in de mist een kleine wereld. Mist is een weersverschijnsel dat het hele jaar voor kan komen maar hardnekkig kan zijn in het najaar en de winter.
Hoe kan mist weer verdwijnen? Als het harder gaat waaien, lost mist meestal vanzelf op. Dat gebeurt ook als het aardoppervlak opwarmt. Maar dan moet de zon wel door de mist kunnen doordringen, wat niet altijd lukt.
Als warme, vochtige lucht over een kouder oppervlak stroomt, kan advectieve mist ontstaan. De warme lucht mengt met de koude lucht en koelt af. Daalt de temperatuur tot het dauwpunt, dan ontstaan dauwdruppeltjes in de met water verzadigde lucht. Deze condensatie veroorzaakt mist.
Grondmist of laaghangende mist is mist beneden ooghoogte. Deze ontstaat doordat de temperatuur aan de grond lager is dan op ooghoogte waardoor er hier sneller mist ontstaat.
Bewolking zorgt ervoor dat mist oplost. Als er motregen wordt gevormd wordt de mist daar dunner door. Om het te kunnen laten regenen moet de lucht bewolkt zijn. Zodoende kan het niet mistig zijn als het regent.
Pas je snelheid bij het zien van een mogelijke mistbank geleidelijk aan en vergroot de afstand tot je voorganger. Wacht dus niet met remmen tot je er midden in zit. Ofwel verminder vaart of rem al vóór je de mistbank inrijdt. Achter opkomend verkeer ziet dat en gaat ook al bij goed zicht snelheid minderen.
NADELIGE GEVOLGEN
Het zicht is verminderd waardoor er veel verkeersongevallen voorkomen, met name kettingbotsingen. Vooral mistbanken kunnen erg verraderlijk zijn omdat het zicht daarbij varieert. Daarnaast zorgt mist ervoor dat ongezonde lucht (bijv. uitlaatgassen) niet omhoog kan stijgen en dus laag blijft hangen.
Eigenlijk is mist niets meer dan "wolken" en zijn wolken niets meer dan "mist", het is dus het zelfde. Gemiddeld zit dat tussen de 3 en 5 kilometer in, 5 kilometer is hoge bewolking en voordat de wolken uitbreken tot een bui kunnen ze zelfs hoogtes van boven de 10km behalen. Zo hoog kan mist dus komen.
Dauw treedt meestal op rond zonsopgang in gebieden met een hoge luchtvochtigheid. Samen met dauw treedt ook guttatie op. Ook in woestijngebieden die grenzen aan een oceaan zoals de kust van Namibië of het noorden van Chili komt het verschijnsel, vaak tezamen met mist voor.
Indien het zicht minder is dan 1000 meter spreken we van mist. Bij een zicht van minder dan 200 meter is er sprake van dichte mist. Je ziet geen hand voor ogen en dat kan levensgevaarlijk zijn, vooral in het verkeer.
We spreken over mist wanneer de horizontale zichtbaarheid kleiner is dan 1000 meter. Wanneer er een horizontale zichtbaarheid is tussen 1000 en 5000 meter, dan spreken we over nevel.
Er is weinig wind. Morgenochtend is het half bewolkt en in het noorden komt er plaatselijk een lichte bui voor. Langs de oostgrens is het misschien nog mistig. Deze mist verdwijnt in de loop van de ochtend.
Als deze waterdamp weer condenseert, weer water wordt dus, dan vormen zich druppels. Die druppels zijn zo zwaar dat ze niet in de lucht kunnen blijven zweven en vallen naar beneden. We noemen dat neerslag. Je zou mist en ijzel ook als aparte soorten neerslag kunnen zien.
Bij 150 meter zicht (je ziet één hectometerpaaltje nog goed) rij je 70 á 80 km/uur. Je hebt dan de helft van je zicht als remafstand (± 72 meter). Bij 100 meter zicht (je ziet nog net één hectometerpaaltje) rij je 50 á 60 km/uur.
Mistlicht. Het mistlicht aan de voorkant mag u alleen gebruiken als mist, sneeuwval of regen het zicht ernstig belemmeren. Het mistachterlicht mag u alleen gebruiken bij mist of sneeuwval waardoor het zicht minder is dan 50 meter. Bij zware regen mag u het mistachterlicht niet gebruiken.
Lage wolken
Er zijn twee soorten lage bewolking: stratus en stratocumulus. Ook mist rekent het KNMI tot de lage bewolking.
Of een wolk grijs of wit kleurt heeft te maken met de waterdruppeltjes in de wolk. Hoe groter de druppels zijn en des te meer druppels er in de wolk zitten des te grijzer zal de wolk aan de onderkant kleuren. Dit komt doordat het zonlicht geblokkeerd wordt door de waterdruppels.
Er is geen verschil. Mist is gewoon een laaghangende wolk 'in kontakt met de grond'. Zodra de bodem van de mistbank los komt van de grond, valt het onder het wolkengeslacht 'Stratus'.
damp, grondmist, mist, mistbank, smog. smoor (zn) : damp, mist, nevel.