Om naar personen te verwijzen, is zowel met wie als waarmee correct. Het is aan te bevelen om in formele schrijftaal, bijvoorbeeld in zakelijke teksten, met wie te gebruiken als u naar personen verwijst. Veel taalgebruikers beschouwen die vorm als de meest verzorgde.
Volgens de traditionele schoolregel gebruiken we een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord zoals waarmee, waarvan enzovoort om te verwijzen naar zaken en begrippen, en een combinatie van een voorzetsel en een voornaamwoord (met wie, van wie enzovoort) om te verwijzen naar personen.
Het zelfstandig gebruikte betrekkelijk voornaamwoord welke kan worden gebruikt om te verwijzen naar woorden in het meervoud of naar de-woorden in het enkelvoud. Het kan dan altijd door het betrekkelijk voornaamwoord die worden vervangen.
Het wordt alleen voor personen gebruikt. Bijvoorbeeld: “Alle spelers stonden opgesteld, onder wie Seedorf”. ”Waaronder” gebruik je voor een ding/zaak onder vele andere. Bijvoorbeeld: “Er stonden veel auto's geparkeerd, waaronder ook een Ferrari.”
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ikzelf de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mijzelf correct.
Om naar personen te verwijzen, is zowel van wie als waarvan correct. Het is aan te bevelen om in formele schrijftaal, bijvoorbeeld in zakelijke teksten, van wie te gebruiken als u naar personen verwijst. Veel taalgebruikers beschouwen die vorm als de meest verzorgde.
De voornaamwoorden wie en wat verwijzen respectievelijk naar personen en zaken; welke kan gecombineerd worden met meervoudige substantieven en enkelvoudige de -woorden, welk met enkelvoudige het -woorden.
Dat verwijst naar het paard. De bal waarmee ik gisteren voetbalde, ligt nu in de sloot. Waarmee verwijst naar de bal.
Wat of dat
Je gebruikt meestal 'wat' als het woord volgt op een onbepaald woord (iets, niets, het enige, datgene) of een bijvoeglijk naamwoord dat zelfstandig wordt gebruikt (het mooie, het leukste, het bijzondere) of als het woord verwijst naar een rangtelwoord (het eerste). Je kunt hier ook 'dat' gebruiken.
Om naar personen te verwijzen, is zowel met wie als waarmee correct. Het is aan te bevelen om in formele schrijftaal, bijvoorbeeld in zakelijke teksten, met wie te gebruiken als u naar personen verwijst. Veel taalgebruikers beschouwen die vorm als de meest verzorgde.
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin. Zo is heel in 'Zij is heel aardig' een bijwoord; en in 'Ik kom morgen niet' zitten twee bijwoorden: morgen en niet.
Voor mensen die zich niet als man of vrouw identificeren is er in de Nederlandse taal een genderneutraal persoonlijk voornaamwoord. 'Hij/hem/zijn' en 'zij/haar/haar' worden dan 'die/hen/hun'.
Verwijswoorden, verbindingswoorden en signaalwoorden zijn woorden die samenhang brengen in een tekst. Ze worden daarom ook structuuraanduiders genoemd. De begrippen verwijswoord, verbindingswoord en signaalwoord worden niet altijd op dezelfde manier gedefinieerd.
Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons. deze, die, dit, dat, wie, wat. toen, daar, hier.
Ja. Wanneer het betrekkelijk voornaamwoord naar personen verwijst en in de bijzin de functie van meewerkend voorwerp heeft, kan zowel die als wie worden gebruikt. Het gebruik van wie in plaats van die in zinnen als deze is minder gebruikelijk en is goeddeels beperkt tot de schrijftaal.
Het betrekkelijk voornaamwoord welke is formeel. Het is aan te bevelen om het betrekkelijk voornaamwoord die te gebruiken bij enkelvoudige de-woorden en bij meervoudige woorden. De fiets die ik een jaar geleden kocht, is al stuk. Wie zijn de personen die in aanmerking komen voor een sporttrofee van het gemeentebestuur?
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
(En: De meisjes die …) Over het algemeen geldt dat het betrekkelijk voornaamwoord die naar de-woorden verwijst en dat naar het-woorden. EZELSBRUGGETJE: Een slim trucje is om te kijken of de laatste letters overeenkomen: het meisje dat, de jongen die.
Wiens wordt gebruikt om terug te verwijzen naar een mannelijke persoon enkelvoud, wier om terug te verwijzen naar een vrouwelijke persoon enkelvoud en naar een meervoud: de man wiens fiets werd gestolen; de vrouw wier fiets werd gestolen; de kinderen wier fiets werd gestolen.
De verwijzing met een voorzetsel + wie wordt bij personen namelijk als de beleefdste vorm gezien. Vergelijk ook: Dat zijn mensen op wie je kunt bouwen. Dat zijn mensen waarop je kunt bouwen.
We schrijven waarbij aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is.