Wat is parkinson
Diep in de hersenen produceren zenuwcellen de stof dopamine. Met deze stof communiceren hersendelen met elkaar, en krijgt het lichaam opdrachten. Bij de ziekte van Parkinson sterven zenuwcellen in de hersenen af. Er is hierdoor minder dopamine en signalen worden dus minder goed doorgestuurd.
Bij mensen met de ziekte van Parkinson sterven hersencellen in een klein gebied van de hersenen af, de substantia nigra (=“zwarte substantie”) in de hersenstam. Waarom deze hersencellen afsterven is niet bekend. De cellen in de substantia nigra maken het stofje dopamine.
De klachten beginnen meestal aan 1 kant van uw lichaam. 1 van uw handen gaat bijvoorbeeld beven. Later kunnen de klachten ook aan de andere kant ontstaan. De ziekte van Parkinson wordt in jaren steeds een beetje erger.
Er is GEEN ENKEL BEWIJS dat stress Parkinson veroorzaakt. Wél verergert stress de symptomen van de ziekte. Bijvoorbeeld trillen en pijn. Hier geldt: hoe meer stress, hoe sterker de symptomen worden.
'Beweeg regelmatig en eet gezond' is een advies dat iederéén ter harte kan nemen. Voor Parkinsonpatiënten is het echter nóg belangrijker om uitgebalanceerd voedsel te eten. Dus veel fruit, groenten en andere complexe koolhydraten zoals graan en koren en bepaalde proteïnen.
Niet alle parkinson patiënten krijgen pijn maar het komt wel veel voor, met name als spierpijn, gewrichtspijn, verkramping, bewegingsdrang en zenuwpijn. Als mensen met parkinson ook last krijgen van stemmingswisselingen en depressie, kunnen zij er minder goed mee omgaan en ervaren daardoor meer pijn.
Heeft je naaste de ziekte van Parkinson, dan is er een aanzienlijke kans dat ze ook dementie krijgt. Dat gebeurt bij 35 tot 55 procent van de mensen met Parkinson. Parkinson-dementie ontstaat in het hersengebied dat door de ziekte van Parkinson is aangetast, en begint meestal 10 tot 15 jaar na het begin van de ziekte.
Emoties, aandacht en spanningen verergeren het trillen. Geleidelijk kan het trillen uitbreiden naar uw andere hand, uw armen, benen en soms zelfs naar uw kaak, tong, voorhoofd en oogleden.
Er is geen test die kan bewijzen dat u de ziekte van Parkinson heeft. Daarom stelt uw huisarts vragen en kijkt hij of zij hoe u beweegt. Het trillen kan bijvoorbeeld ook komen door medicijnen of een essentiële tremor.
Wat we wel weten is dat een tekort aan de stof dopamine in de hersenen een groot deel van de problemen en symptomen van parkinson veroorzaakt. Dit tekort ontstaat door het afsterven van dopamineproducerende zenuwcellen in een specifiek gebied van de hersenen: de zwarte kernen (substantia nigra).
Een MRI-scan is een soort foto van de binnenkant uw hoofd. De arts ziet dan of er misschien een andere oorzaak van uw klachten is. Bijvoorbeeld een andere ziekte die lijkt op de ziekte van Parkinson of schade in uw hersenen. Dit is te zien op de MRI-scan.
Mensen met de ziekte van Parkinson hebben geen grotere kans op de ziekte van Alzheimer, maar zij hebben wel een verhoogde kans op dementie. Deze parkinson-dementie heeft andere symptomen dan de bekende 'alzheimer-dementie'.
Dit aminozuur wordt weer aangemaakt door, fonyalanine. Als je voedsel eet dat rijk is aan deze aminozuren, stimuleer je de aanmaak van dopamine. Voorbeelden van dit voedsel zijn amandelen, avocado's, bananen, zuivel, peulvruchten, zaden, noten, mager rood vlees, kip, kalkoen, zeevruchten en tofu.
Door de ziekte van Parkinson gaan bepaalde cellen in je hersenen langzaam kapot: de cellen die het belangrijke stofje dopamine maken. Dit kan voor allerlei klachten zorgen, zoals moeite met bewegen en problemen met denken. Parkinson is vernoemd naar de arts James Parkinson die in 1817 als eerste de ziekte beschreef.
De kernsymptomen tremor, bradykinesie, rigiditeit en houdingsinstabiliteit worden soms voorafgegaan door klachten van de reuk (verminderde reuk), obstipatie, depressie en slaapstoornissen. Deze klachten zijn echter zo aspecifiek dat de diagnose parkinson in dit stadium zelden wordt gesteld.
Veel mensen met Parkinson hebben last van apathie (lusteloosheid). Dit zorgt voor een verminderde kwaliteit van leven van zowel de patiënt als hun naasten. Er wordt onderzoek gedaan of medicijnen invloed kunnen hebben op de hoeveelheid dopamine, wat mogelijk apathie bij patiënten kan verminderen.
Resultaten. Zoals verwacht was de levensverwachting voor mensen met de diagnose ziekte van Parkinson korter dan voor de mensen in de bijpassende controlegroepen, gemiddeld 2 à 4 jaar. Het verschil hing sterk af van de leeftijd waarop de diagnose plaats vond.
Voor mensen met de ziekte van Parkinson geldt dat zij rijgeschikt zijn voor de rijbewijzen A, B en BE (motorfiets, auto en auto met aanhanger, groep 1) als er geen relevante lichamelijk en of geestelijke functiebeperkingen zijn die interfereren met de geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Bij mensen met parkinson sterven de dopamineproducerende zenuwcellen steeds meer af, waardoor de communicatie stroever verloopt en het lichaam letterlijk blijft haperen. De soepelheid verdwijnt en de persoon moet steeds meer aandacht geven aan het aansturen van bewegingen die voordien vanzelf gingen.
In de stervensfase kunnen patiënten met de ziekte van Parkinson toenemende moeilijkheden ervaren met hoesten door rigiditeit, dystonie en/of extreme flexie van het bovenlichaam (camptocormia). Ook kan door spierzwakte restrictieve longfunctie problemen ontstaan (Group TIPCiPsD, 2016).
Parkinson is een progressieve, degeneratieve ziekte, dat wil zeggen dat de ziekte in de loop der jaren verergert. Symptomen kunnen soms voor langere tijd stabiel blijven om daarna weer te verergeren.
Mensen met de ziekte van Parkinson hebben vaker zicht- en oogproblemen zoals wazig zien, symptomen van droge ogen, moeite met diepte inschatten en dubbelzien, dan mensen van dezelfde leeftijd zonder de aandoening.
Meestal begint de ziekte op latere leeftijd, tussen het 50e en 60e jaar. Ongeveer 10% van de patiënten is jonger dan veertig jaar. De ziekte van Parkinson is niet dodelijk, de gemiddelde levensverwachting is vrijwel even hoog als die van mensen die de ziekte niet hebben.
Multipele systeem atrofie (MSA)
Bij MSA krijg je meestal ernstige moeite met bewegen, praten, slikken, ademhalen en je evenwicht. Je bloeddruk wordt erg laag waardoor je kunt flauwvallen en de controle over je blaas verliest. Ook kun je stijve spieren en koude, paarse handen krijgen.