In de winter zijn ze in een warmer land dan in de zomer. Vogels die heen en weer reizen tussen een zomergebied en een wintergebied noem je trekvogels. Sommige vogels trekken een paar honderd kilometer weg, bijvoorbeeld van Nederland naar Zuid-Frankrijk. Andere vliegen wel duizenden kilometers, zoals naar Zuid- Afrika.
Bied een schuilplaats waar de vogels hoog kunnen zitten
Naast eten moeten de vogels ook kunnen schuilen. In de tuin bieden brede hagen of muren met klimop een comfortabele schuilplaats. In de stad, kunt u een broedkastje op uw balkon hangen waar vogels in de winter beschut zitten.
Wereldwijd leven er nog hooguit 15.000, waarvan zo'n 10.000 kleine zwanen in Nederland overwinteren. Onder meer in onze gebieden De Rijskampen (Noord-Brabant), het Zwarte Meer (Overijssel) en de Veluwemeerkust (Gelderland). Daar eten ze veel energierijke wortelknolletjes van waterplanten en oogstresten op akkers.
Vogels hebben dankzij hun dons een uitstekende isolatielaag. Toch moeten met name de kleinere soorten, zoals de winterkoning, flink bijstoken om warm te blijven en dit kost extra energie. Door wat extra bij te voeren, houden de vogels in de omgeving van de tuin het makkelijker vol.
Schuilen voor de storm
Laag, in de luwte van groenblijvende naaldbomen en in dichte hagen en riet. Daar zijn ze beschermd tegen regen en wind. Daarbij geldt: hoe lager hoe warmer. Holenbroeders, zoals mezen, schuilen ook in holtes.
Kou kost vogels extra energie om warm te blijven. Ze beschikken over een uitstekende isolatielaag; dons geldt als een van de best isolerende materialen ter wereld en de buitenlaag van veren maakt dat vogels veel kunnen hebben. Maar de interne kachel moet wel blijven branden en daar is voedsel voor nodig.
De meeste vogels slapen met hun kop naar achter gedraaid en onder de veren gestoken. Ze slapen vaak waar ze overdag ook zijn. Dat is op een tak verscholen tussen de bladeren, of zoals spechten, hangend aan een boomstam. Watervogels slapen meestal op het water, waar ze veilig zijn voor landroofdieren.
Bij een storm (windkracht negen) houden de meeste vogels zich schuil. In de lucht blijven is veel te gevaarlijk. Elke soort zoekt de beschutting die bij hem past. Zangvogels zoeken bijvoorbeeld een veilig plekje in een struik, heg of boom.
De meeste bomen en struiken plant u als ze in rust zijn, in de winter dus. Kies voor struiken met bessen, daar zijn vogels in de winter dol op. En in de warme maanden geniet u zelf van de bloemen. Goede soorten zijn meidoorn, rozenbottel, klimop, kardinaalsmuts of krentenboompje.
Vogel houdt zich vast met klauwtjes
Het ziet er misschien niet uit alsof ze heel stevig vastzitten, maar schijn bedriegt. Hun klauwen vouwen zich vakkundig om het oppervlak en gaan pas weer open als de vogel besluit dat het tijd is om verder te vliegen. De vogel waait dus nooit weg.
Trekvogels zoeken voedsel en nestplaatsen
Trekvogels leggen vaak duizenden kilometers per jaar af. Ze gaan net als veel andere dieren op zoek naar plekken waar ze betere kansen hebben om te nestelen en voedsel te vinden, of waar het klimaat dat seizoen prettiger is.
In vroegere tijden was de bonte kraai een algemene overwinteraar in ons land. In het najaar kwamen de kraaien in grote groepen vanuit Scandinavië, Oost-Europa en Rusland om hier de winter door te brengen. Dat lukte hier veel beter dan in de barre omstandigheden met veel sneeuw en ijs in hun normale leefgebieden.
De herfst is voorbij en de winter doet zijn intrede. Horden vogels verzamelen zich om naar het zuiden te vliegen. Dat doen de gevederde snavelaars omdat ze het klimaat daar prettiger vinden. Ook is er meer voedsel te vinden in de andere gebieden.
Regen deert de meeste vogels niet erg. Ze gaan gewoon door met voedsel zoeken, met vliegen of zingen. Bij noodweer zullen vogels een schuilplaats zoeken. Voor zeevogels is dat onmogelijk, maar die kunnen wel tegen een stootje.
Ze kunnen dan nauwelijks of zelfs helemaal niet vliegen! Ze blijven daarom in rustige gebieden met open water, want op het water zijn ze relatief veilig. Vogels komen terug in hun nieuwe outfit als het guur is en ze zich wel moeten vertonen om aan eten te komen.
Jazeker, dat kan, maar doe het met mate. Brood is vrij zout en te veel zout is niet goed voor de vogels. Het leuke aan brood of broodkruimels is dat heel veel vogels dit een lekker kostje vinden. Voor een gemêleerd gevederd gezelschap is succes hiermee dus gegarandeerd.
Ook vogels houden van een veelzijdig menu. Voer bijvoorbeeld zaden, pinda's en vetbollen, maar ook rozijnen en appels. Geef geen vloeibare olie, margarine en zoute producten.
Honing verstrekken aan onze vogels betekent ook de medicinale stoffen van de planten waaruit de honing is gewonnen benutten. Honing van paardenbloemen, als voorbeeld, bevat veel eiwitten wat het broeden bevordert. Zo heeft iedere honing zijn werking op het lichaam.
Het gehoorbereik van vogels verschilt per soort, maar is vergelijkbaar met dat van mensen (20-20.000 hertz). Vogels kunnen tóch veel beter horen, want ze kunnen beter details onderscheiden (grotere gehoorscherpte). Vogels zijn vooral ontvankelijk voor geluiden die dezelfde toonhoogte hebben als hun eigen geluiden.
Over de pijnervaring van dieren wordt in de wetenschappelijke wereld druk gediscussieerd. Intuïtief zijn we het erover eens dat 'hogere' diersoorten zoals zoogdieren en vogels wel degelijk pijn voelen: ze likken hun wonden, vermijden pijnlijke situaties en dienen zichzelf pijnstillers toe.
Bliksem en aarde geven stroom. Te veel stroom! Niet alleen hoog nestelende vogels kunnen getroffen worden. Als een voorjaarsstorm met bliksems een boom velt, zijn alle nesten reddeloos verloren.
Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker.
Er was dan opstijgende wind waardoor de zeevogels even hun vleugels konden ontspannen. Op het land slaapt de vogel overigens een stuk langer: maar liefst 12 uur per dag. De resultaten komen niet uit de lucht vallen. Het werd al langer gesuggereerd dat vogels wel moesten slapen tijdens het vliegen.
Waar bomen zijn, leven roodborstjes. Liefst verblijven de tuinvogels in (stekelige) struikgewassen of een goede laag kruiden, want dan kunnen ze zich goed verschuilen. Ze maken hun nest namelijk op de grond of net erboven, bijvoorbeeld in een boomstronk, een heg, tussen klimplanten of tussen de wortels van een boom.