Een vraagteken is een leesteken dat je gebruikt achter een zin die vragend is. Een vragende zin begint met een vraagwoord of met de persoonsvorm van een zin.
Als zowel de inleidende zin als de aangehaalde een vraagzin is, zijn er twee mogelijkheden: er komt zowel voor als na het aanhalingsteken een vraagteken of er komt alleen een vraagteken voor het aanhalingsteken. Zei hij: 'Mag ik nog wat chocolade?'? Zei hij: 'Mag ik nog wat chocolade?'
aanhalingstekens: zet een punt of een vraagteken steeds binnen de aanhalingstekens. Kondig een opsomming, een uitleg, een citaat of een reden aan met een dubbele punt. Vermijd verwarring: gebruik nauwelijks gedachtestreepjes en haakjes.
Na een vraag schrijf je een vraagteken. Er komt geen spatie vóór het vraagteken. Als je na het vraagteken op dezelfde regel verdergaat, komt er een spatie tussen het vraagteken en het volgende woord.
Een punt zie je terug in teksten als leesteken. Een leesteken is een teken dat wordt gebruikt om een tekst beter te kunnen lezen en te kunnen begrijpen. Een punt zie je ook terug bij afkortingen en getallen. Aan het einde van een zin schrijf je (meestal) een punt.
Als de aanhalingstekens om een hele zin (of een opeenvolging van zinnen) staan, staat de punt binnen de aanhalingstekens. De punt maakt dan deel uit van het citaat. Er komt niet nog een tweede punt om de gehele zin af te sluiten.
Voor en achter een beletselteken komt doorgaans een spatie. Als evenwel een woord wordt afgebroken, komt er geen spatie voor het beletselteken. Tenzij het beletselteken tussen haakjes staat, komt er aan het einde van een zin geen punt achter het beletselteken. Het derde puntje vormt dan de zinsafsluiting.
Vraagteken is een zinseindeteken
Een vraagteken markeert, net als de punt en het uitroepteken, het einde van een zin (1). In dit specifieke geval dus een vraag. Als een zin op een afkorting – met puntjes – eindigt zet je ook een vraagteken (2).
De apostrof, het weglatingsteken of het afkappingsteken is een leesteken in de vorm van een kommaatje bovenaan de regel ('). Sinds de introductie van schrijfmachines en vooral sinds de opgang van computers wordt voor de apostrof vaak hetzelfde teken gebruikt als voor het accent.
Leestekens zijn tekens die een tekst makkelijker leesbaar maken. Voorbeelden zijn de punt, de komma, de dubbele punt, het vraagteken en het uitroepteken. Als je de leestekens (en hoofdletters) in het bovenstaande voorbeeld plaatst, ziet de tekst er zo uit: Bas was op vakantie in Oostenrijk.
De dubbele punt betekent in het eerste deel van de zin meestal “het volgende” of “als volgt” en in het tweede deel van de zin meestal “namelijk”, “want” of “immers”. Wanneer gebruik je een puntkomma? Een puntkomma gebruik je tussen twee hoofdzinnen en bij opsommingen.
In een opsomming gebruik je een dubbele punt als inleiding als je daar bij het hardop lezen een korte pauze hoort. Achter de delen van de opsomming zet je een komma, een puntkomma of een punt.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden; deze en die naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige woorden. Dit en dat kunnen ook naar een hele zin verwijzen.
Komen aanhalingstekens voor of na de punt? Bij een citaat na een dubbele punt komen de aanhalingstekens na de punt. Voor de volgorde van de punt en het aanhalingsteken geldt de zogenoemde elda-regel: eerst leesteken, dan aanhalingsteken (of afhalingsteken): Hij zei: "Dat is waar."
Het vraagteken is een leesteken dat men aan het einde van een vraagzin plaatst, om duidelijk te maken dat het een vraag is. Dit wordt alleen gedaan bij directe vragen, bij indirecte vragen is geen vraagteken nodig.
Een citaat wordt altijd tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst. Het citaat wordt gevolgd door een verwijzing tussen haakjes - achternaam auteur(s), jaartal, paginanummer(s) - of door de auteur(s) in de tekst te noemen. Let op: Een citaat wordt niet cursief geschreven.
Juist is: 's Avonds werkt John in een café. Als de zin met een apostrof begint, krijgt het eerstvolgende volledige woord in de zin de hoofdletter.
1. Tussen haakjes wordt een verduidelijking, verklaring of toevoeging gezet. (3) De commissiebijeenkomst was verschoven naar september (in verband met de vakantietijd). (4) Jannie van der Schar (94) is de oudste garnalenpelster van Zeeland.
Aanhalingstekens geven aan dat woorden letterlijk geciteerd worden. Ze worden ook gebruikt om de betekenis van een woord of uitdrukking te omschrijven.
Als een zin eindigt met een citaat (bijvoorbeeld directe rede) dat op zichzelf een hele zin is, dan staat de slotpunt van die aangehaalde zin voor het aanhalingsteken. Er komt geen extra punt meer na het aanhalingsteken om de volledige zin (Hij zei …) af te sluiten.
Zoals het woord al aangeeft, gebruik je een vraagteken aan het einde van een vraag. Een uitroepteken wordt gebruikt om nadruk te leggen op een woord of zin. Een uitroepteken komt vaak voor bij een waarschuwende tekst, maar ook als je wilt benadrukken dat iemand roept/schreeuwt.
Gebruik een sneltoetscombinatie. Houd de toetsen Alt + Ctrl + ⇧ Shift ingedrukt en druk tegelijkertijd op ? . Zo zal er een omgekeerd vraagteken verschijnen op de door jou gekozen plek in de tekst.
Het beletselteken bestaat uit drie puntjes en geeft meestal aan dat een zin wordt onderbroken of ineens afgebroken.
De stip op het WhatsApp-icoon heet een meldingsstip. Deze functie is door je telefoonfabrikant toegevoegd om aan te geven dat je bijvoorbeeld berichten hebt ontvangen.
Een oude schoolregel luidt dat je nooit een komma voor en mag zetten. Die regel is te verklaren: een komma wordt gebruikt wanneer je een pauze hoort, en bij het voegwoord en is meestal geen sprake van zo'n pauze. En brengt een 'geruisloze' verbinding tot stand tussen zinnen of delen van een zin.