De sperwer is een bosrandvogel. Hij verkiest kleinschalige landschappen met voldoende (naald)bos om in te broeden maar jagen doet hij vaker in iets meer open landschappen met voldoende dekking (struiken, houtkanten). Vooral in de winter duiken ze meer en meer op in stadsparken en tuinen.
Leefgebied. Broedt in bossen, soms tuinen en parken, meestal in een dicht, jong bos met naaldbomen (fijnspar, lariks), het liefst in halfopen landschappen. Soms ook in de stad of in tuinen, in open boerenland in windsingels, bosjes en op erven. Buiten de broedtijd vaak in open land, vooral de vrouwtjes.
Een sperwer bijvoorbeeld, een roofvogeltje van maar 160 tot 300 gram, heeft aan twee prooien per dag genoeg. Gemiddeld ongeveer 80 gram. Een nest met vijf jongen verorbert per dag 560 gram aan voedsel (mannetje en vrouwtje samen 160 gram, de vijf jongen elk 80 gram = 400 gram). Dat komt overeen met 14 zangvogels.
Het mannetje slaat vaak kleinere prooien dan het vrouwtje en moet dus meer prooien vangen. Bij het slaan van een prooi zet hij zijn sterke poten in het lichaam van de prooi. Kleinere prooien zijn dan direct al dood, maar grotere prooien worden met zijn scherpe stevige snavel gedood.
Voedsel. Zangvogels zijn de voornaamste prooi, met name huismus, vink, merel, spreeuw en mees. Het vrouwtje vangt ook grotere prooien als de turkse tortel. De sperwer jaagt vanuit dekking, of met een plotselinge, snelle vlucht in het voorbijgaan.
Vogels die bidden, hebben zonder uitzondering een uitstekend gezichtsvermogen. Bekende "bidders" zijn soorten uit de families valken, sperwers (niet alle soorten), sternen en kerkuilen.
Afhankelijk van de soort maximaal 13-37 jaar.
In hun vliegbeeld vallen deze op door hun smallere vorm, meestal toegevouwen staart in vlucht en spitse en geknikte vleugels. Vertegenwoordiger zijn torenvalk, boomvalk, smelleken en slechtvalk.
Sperwers: Doden met de klauwen:
Het gevangen dier sterft snel aan inwendige bloedingen. De snavel van de sperwer dient uitsluitend als 'scheurapparaat' en komt pas in actie als de prooi dood is. De jager plukt de buit met zijn snavel zeer zorgvuldig en scheurt vervolgens het vlees uit het lichaam.
De sperwer is een bosrandvogel. Hij verkiest kleinschalige landschappen met voldoende (naald)bos om in te broeden maar jagen doet hij vaker in iets meer open landschappen met voldoende dekking (struiken, houtkanten). Vooral in de winter duiken ze meer en meer op in stadsparken en tuinen.
Vijanden van de sperwer
De havik, waar de vogel veel op lijkt – is echter de grootste vijand. Daarnaast vallen er veel slachtoffers doordat ze in tuinen met hoge snelheid tegen ramen aanvliegen. Mensen kunnen helpen dit te voorkomen. Bekijk het buiten eens vanuit het perspectief van de vogel.
De vleugels van sperwers zijn relatief kort en meer rechthoekig, terwijl die van de havik langer zijn in verhouding tot de staart, en puntiger van vorm. Een goed kenmerk is de vorm van de staartpunt: duidelijk afgerond bij haviken, de staart van sperwers heeft recht afgesneden hoeken.
Ze eten in het voorjaar en de zomer insecten. In de wintermaanden dwalen ze rond op zoek naar voedsel en komen steeds vaker terecht op voedertafels in tuinen. In naaldbossen eten ze 's winters de zaden van sparren- en dennenkegels. Grote bonte spechten eten ook wel eieren en jongen van andere vogels.
Voor een havik zijn volwassen verenkleed krijgt, is zijn verenkleed bruiner, de buik is lichter beige, met donkere druppelvormige strepen. Een volwassen havik heeft een witte wenkbrauwstreep boven het oog, die sterk contrasteert met de donkere kruin en oorstreek. De havik wordt gemakkelijk verward met de sperwer.
Een sperwer die een zangvogel probeert te vangen is trouwens blind voor elk gevaar. Hij stort zich op het arme dier en het maakt niet uit of je tuin volstaat met planten en struiken of dat je tuin compleet betegeld is. Maar let op: een tuin vol planten, struiken en bomen werkt als een magneet op zangvogels.
Roofvogels als buizerd en havik vallen vallen gericht kippen in een buitenuitloop aan. Pluimveebedrijven met een uitloop ondervinden daarvan substantieel schade. De roofvogels lijken volgens een vast patroon te werken, blijkt uit onderzoek. Leghennen die buiten lopen, worden aan gevaren blootgesteld.
Buizerds kunnen alle kleuren hebben, van zwartbruin tot bijna wit. Een exemplaar met een lichte kleur is helemaal niet zeldzaam, maar een vrijwel witte buizerd is schaars.
Slimme slechtvalk
Kleine vogels vliegen dus 's nachts voor de veiligheid, maar hoe veilig zijn ze nog? Een van de roofvogels, de slechtvalk, is erachter gekomen dat kleine vogels 's nachts veel doortrekken, zegt bioloog en vogelspotter Hoogenstein. "Daar zijn we ook met behulp van de luchtmacht achtergekomen.
Sam denkt dat de rondcirkelende vogels buizerds waren. Die durven ook weleens kippen mee te nemen. Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen gelooft echter niet dat een buizerd een hondje kan optillen en laten vallen op zo'n manier dat het zijn nek breekt. Buizerds vallen normaal geen hondjes aan.
Wilde konijnen kennen immers vele vijanden. Ze zijn een ideale prooi voor wilde vogels zoals uilen, haviken, adelaars en valken, wilde honden, katten en zelfs grondeekhoorns.
Ze zijn niet alleen nieuwsgierig, net als andere kraaiachtigen zoals Zwarte kraaien en Kauwen, beschikken ze over opvallende cognitieve vaardigheden: zijn ze intelligent en hebben een goed bevattingsvermogen. Zo zijn ze in staat om hun eigen spiegelbeeld te herkennen.
De ekster eet in de zomer wormen, slakken, insecten, eieren, jonge vogels, muizen en kikkers. In de winter eet hij vooral zaden en vruchten. In alle jaargetijden wordt ook afval een aas gegeten.
De intelligentie van kraaiachtigen is bij geen vogel beter te observeren dan bij kauwtjes. Onderzoekers hebben ontdekt dat kauwen een soort taal kennen, met bepaalde geluiden voor verschillende situaties. Waarschijnlijk is de kauw wel de slimste van de collectie van de kraaiachtigen.