De permanente ijsbedekking kwam in de voorlaatste ijstijd op het hoogtepunt tot ongeveer halverwege Nederland en vormde onder andere de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug. Dit zijn zogenoemde stuwwallen veroorzaakt door de schuivende ijsmassa's.
In het koudste deel van de laatste IJstijd was het Amerikaanse continent tot aan de grote meren met ijs bedekt, en in Europa kwam het ijs tot in Denemarken en Noord Duitsland. In de twee ijstijden daarvoor kwam het ijs ook in Nederland: de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn de eindmorenes van de ijskap.
Tijdens deze ijstijd bereikte het landijs Nederland: het ijs reikte tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Langs deze lijn en ook ten noorden vinden we uitgesproken vormen in het landschap die in die periode gevormd zijn. Vormen die door het landijs in het Saalien zijn ontstaan.
De Kleine IJstijd begon rond 1430 en duurde tot halverwege de negentiende eeuw. Gemiddeld lag de temperatuur in ons land zo'n 1 tot 2 graden lager dan nu.
De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tussen 115.000 en 130.000 jaar geleden was het klimaat warm. Die periode is vergelijkbaar met nu qua temperatuur. De één-na-laatste ijstijd was zó koud dat gletsjers uit Scandinavië ook Nederland bedekten.
Neanderthalers waren de mensen die in de ijstijd leefden. Ze leefden in Europa tijdens de laatste twee ijstijden: het Saalien en het Weichselien. Leven in de ijstijd was zwaar. Je moest niet alleen de kou trotseren, maar je moest ook op zoek naar voedsel.
De dierenwereld
In Nederland leefden verschillende dieren tijdens de ijstijd. Paarden, herten, wolven, vogels, vissen, hyena's, marmotten, sneeuwuilen en poolvossen. Maar ook mammoeten, wolharige neushoorns en sabeltandtijgers. Die zijn nu uitgestorven.
IJstijden duren ruwweg 90.000 jaar en worden afgewisseld met kortere warme perioden. De warme perioden duren tussen enkele duizenden jaren tot meer dan tienduizend jaar bij de huidige piek. Maar er komt onherroepelijk een einde aan.
De ijstijden duurden gemiddeld ongeveer 80.000 jaar glaciaal en interglacialen ongeveer 20.000 jaar.
De laatste ijstijd liep ongeveer 10.000 jaar geleden af. Nu leven we weer in een tussen-ijstijd: het Holoceen. Klimatologen verwachten dat dit interglaciaal over ongeveer tienduizend jaar afloopt: er staat dan weer een nieuwe ijstijd voor de deur.
De draai die de aarde rond de zon maakt, en waar die een jaar over doet, noemen we de omwenteling van de aarde. Die baan van de aarde rond de zon wordt steeds langer of steeds korter, en dat wisselt ieder 100.000 jaar. Als de baan om de aarde langer wordt, zitten we in een ijstijd.
Hoe zag Nederland eruit tijdens de ijstijd? Zo was het landschap kaal en lag bijvoorbeeld de Noordzee droog. Het was een grote steppe, waar prehistorische dieren als mammoeten en wolharige neushoorns liepen. Ook lag er in het noorden van Nederland veel sneeuw en een dikke laag ijs.
Maar één vraag bleef al die tijd onbeantwoord. “Hoe koud was de ijstijd?” Dankzij een nieuw onderzoek – vandaag verschenen in het blad Nature – kunnen wetenschappers die vraag nu eindelijk beantwoorden. De gemiddelde wereldwijde temperatuur lag in de ijstijd rond de 8 graden Celsius.
Met het einde van de ijstijd en het aanbreken van het Holoceen, zo'n 10.000 jaar v. Chr., begon de midden-steentijd (mesolithicum).
In Nederland zijn stuwwallen vrijwel alleen ten noorden van de grote rivieren te vinden. Alleen het Rijk van Nijmegen ligt ten zuiden van de Waal. Het landijs is in Nederland niet verder zuidelijk gekomen.
Gedurende het Kwartair is er sprake van een groot aantal ijstijden of glacialen, koude periodes waarin met name op het noordelijk halfrond vaak grote landijskappen ontstonden. De glacialen werden afgewisseld met interglacialen (relatief warme perioden tussen twee ijstijden) waarin het landijs zich weer terugtrok.
Een glaciaal of ijstijd is een periode in de geschiedenis, waarin het klimaat op aarde aanzienlijk kouder was dan tegenwoordig. De laatste koude periode, het Weichselien, eindigde 11.700 jaar geleden. Het Weichselien is bekend als 'de laatste ijstijd'.
De wereld van het Perm
De continenten waren samengeklonterd tot het supercontinent Pangea, dat omsloten was door de Panthalassa-oceaan. Grote temperatuurverschillen en het ontbreken van vochtige oceaanlucht leidden tot uitgestrekte continentale woestijngebieden op Pangea.
Die vulkanen stootten toen gigantisch veel aerosolen – in de vorm van roet- en stofdeeltjes – uit, die het effect van de CO2 ophieven. Deze deeltjes blokkeerden het zonlicht, waardoor de aarde afkoelde en korte ijstijden ontstonden. En in dit barre klimaat konden de dinosauriërs heel goed overleven.
Uitgestorven dieren in de afgelopen tien jaar
Helaas zijn er tegenwoordig nog steeds dieren die van de aardbodem verdwijnen. Recent uitgestorven dieren zijn onder andere: de Tasmaanse tijger, de Berberleeuw, de Gouden pad, de Caribische Monniksrob en de Balinese tijger.
Deense wetenschappers verzamelden verschillende, dood aangespoelde, Groenlandse haaien. Afgaande op hun lengte en koolstofdatering was het oudste dier waarschijnlijk 392 jaar, aldus wetenschappers in het tijdschrift Science. Daarmee is de Groenlandse haai het oudste gewervelde dier.
Wat is een ijstijd? Het kenmerk van ijstijden (glacialen) is dat er op de geografische polen en op hooggebergten over de hele wereld ijskappen ontstaan, die zich vervolgens uitbreiden over grote delen van continenten. De ijsmassa's smelten voor een deel weer weg na het begin van een zgn. interglaciaal.
100.000 jaar geleden zaten we midden in een ijstijd. Enorme ijskappen bedekten grote delen van noordelijk Europa. Voor Nederland waren gemiddelde wintertemperaturen van –20 graden Celsius heel normaal. Dit duurde tot ongeveer 15.000 jaar geleden.
Mondiale temperatuurregistraties, die uit ijskernen, boomringen, en sedimenten in meren zijn verkregen, hebben aangetoond dat de aarde in de 'middeleeuwse warme periode', globaal genomen iets koeler (0,03 graden Celsius) was dan in het begin en midden van de 20e eeuw.