De sperwer is een bosrandvogel. Hij verkiest kleinschalige landschappen met voldoende (naald)bos om in te broeden maar jagen doet hij vaker in iets meer open landschappen met voldoende dekking (struiken, houtkanten). Vooral in de winter duiken ze meer en meer op in stadsparken en tuinen.
Vooral kleine zangvogels als mezen, mussen en vinken, maar de grotere vrouwtjes ook grotere als lijsters en spreeuwen. Soms vogels ter grootte van een Turkse tortel en in open gebieden steltlopers als tureluurs.
Bij het jagen gaan sperwers soms behoorlijk onbesuisd te werk; ze komen van hoog uit de lucht in volle vaart over een heg suizen om vogels te verrassen. Maar sperwers kunnen ook heel behoedzaam jagen. De vogel zit dan langdurig stil op een tak te wachten op prooi. Ogen en oren op scherp.
Sperwers: Doden met de klauwen:
Het gevangen dier sterft snel aan inwendige bloedingen. De snavel van de sperwer dient uitsluitend als 'scheurapparaat' en komt pas in actie als de prooi dood is. De jager plukt de buit met zijn snavel zeer zorgvuldig en scheurt vervolgens het vlees uit het lichaam.
Vijanden van de sperwer
De havik, waar de vogel veel op lijkt – is echter de grootste vijand. Daarnaast vallen er veel slachtoffers doordat ze in tuinen met hoge snelheid tegen ramen aanvliegen.
Vogels die bidden, hebben zonder uitzondering een uitstekend gezichtsvermogen. Bekende "bidders" zijn soorten uit de families valken, sperwers (niet alle soorten), sternen en kerkuilen.
Afhankelijk van de soort maximaal 13-37 jaar.
Een sperwer bijvoorbeeld, een roofvogeltje van maar 160 tot 300 gram, heeft aan twee prooien per dag genoeg. Gemiddeld ongeveer 80 gram. Een nest met vijf jongen verorbert per dag 560 gram aan voedsel (mannetje en vrouwtje samen 160 gram, de vijf jongen elk 80 gram = 400 gram). Dat komt overeen met 14 zangvogels.
In hun vliegbeeld vallen deze op door hun smallere vorm, meestal toegevouwen staart in vlucht en spitse en geknikte vleugels. Vertegenwoordiger zijn torenvalk, boomvalk, smelleken en slechtvalk.
De vleugels van sperwers zijn relatief kort en meer rechthoekig, terwijl die van de havik langer zijn in verhouding tot de staart, en puntiger van vorm. Een goed kenmerk is de vorm van de staartpunt: duidelijk afgerond bij haviken, de staart van sperwers heeft recht afgesneden hoeken.
Sperwer (Accipiter nisus)
De sperwer is een kleine, schuwe roofvogel die vaak uit het niets opduikt en een supersnelle aanval uitvoert op de vogels op en rond je voedertafel.
Roofvogels hebben scherpe klauwen. Daarmee grijpen en doden ze hun prooi. Met hun haakvormige snavel met scherpe randen plukken ze het dier en scheuren ze het vlees aan stukken. Iedere roofvogel heeft een eigen territorium, een gebied waar hij leeft en jaagt.
Ze eten in het voorjaar en de zomer insecten. In de wintermaanden dwalen ze rond op zoek naar voedsel en komen steeds vaker terecht op voedertafels in tuinen. In naaldbossen eten ze 's winters de zaden van sparren- en dennenkegels. Grote bonte spechten eten ook wel eieren en jongen van andere vogels.
Voor een havik zijn volwassen verenkleed krijgt, is zijn verenkleed bruiner, de buik is lichter beige, met donkere druppelvormige strepen. Een volwassen havik heeft een witte wenkbrauwstreep boven het oog, die sterk contrasteert met de donkere kruin en oorstreek. De havik wordt gemakkelijk verward met de sperwer.
De vleugels zijn veel breder dan van valken, waarvoor ze vaak worden aangezien. Opvallend is het grote verschil in formaat tussen mannetje en vrouwtje. Vrouwtjes zijn groter en zwaarder dan mannetjes en jagen op grotere prooien. De lengte van kop tot staart varieert van 28 tot 38 centimeter.
Sam denkt dat de rondcirkelende vogels buizerds waren. Die durven ook weleens kippen mee te nemen. Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen gelooft echter niet dat een buizerd een hondje kan optillen en laten vallen op zo'n manier dat het zijn nek breekt. Buizerds vallen normaal geen hondjes aan.
Wilde konijnen kennen immers vele vijanden. Ze zijn een ideale prooi voor wilde vogels zoals uilen, haviken, adelaars en valken, wilde honden, katten en zelfs grondeekhoorns.
Slimme slechtvalk
Kleine vogels vliegen dus 's nachts voor de veiligheid, maar hoe veilig zijn ze nog? Een van de roofvogels, de slechtvalk, is erachter gekomen dat kleine vogels 's nachts veel doortrekken, zegt bioloog en vogelspotter Hoogenstein. "Daar zijn we ook met behulp van de luchtmacht achtergekomen.
Vergiftiging. De prooien van de torenvalk, kunnen soms tot problemen leiden. Want wat eet een veldmuis, dat is afhankelijk van waar hij leeft. In natuurgebieden daar is het goed toeven en eet de veldmuis van grassen, kruiden, maar ook insecten en slakken.
Ze zijn niet alleen nieuwsgierig, net als andere kraaiachtigen zoals Zwarte kraaien en Kauwen, beschikken ze over opvallende cognitieve vaardigheden: zijn ze intelligent en hebben een goed bevattingsvermogen. Zo zijn ze in staat om hun eigen spiegelbeeld te herkennen.
In uw tuin zijn het vaak de verschillende soorten mezen of mussen die overnachten in een nestkast. Maak oude nestkasten nu leeg, want vogels willen er buiten het broedseizoen geen takken of bladeren in hebben en slapen het liefst in een kale kast.
Wat u wellicht weet van de torenvalk, is dat hij vaak stil in de lucht hangt te 'bidden' langs de kant van de weg, op zoek naar muizen. Daaraan is hij goed te herkennen. Wat u misschien niet weet over deze kleine roofvogel staat hier op een rijtje: 6 toffe torenvalk-feiten.
De zeearend is veruit de grootste roofvogel die regulier voorkomt in ons land. Een vliegende zeearend is in alles imposant: groot, traag zwevend met af en toe zware vleugelslagen, de voor een roofvogel lange en dikke snavel recht vooruit, de robuuste klauwen klaar voor het grijpen van een prooi.