baten, bedienen, bijdragen, geschikt zijn, helpen, nuttig zijn, strekken, van dienst zijn, van pas komen, voorkomen. dienen (ww) : dienst doen, figureren, functioneren, fungeren, occuperen, opereren, optreden, werken.
1) Aanbidden 2) Baten 3) Bedienen 4) Behoren 5) Behoren moeten 6) Behoren onderdanig te zijn 7) Behulpzaam zijn 8) Bevorderen 9) Bij de heilige dienst helpen 10) Bijdrage... Alkenen met 2 dubbele bindingen.
assisteren, begunstigen, behulpzaam zijn, bijdragen, bijdragen tot, bijstaan, invallen, medewerken, meehelpen, ondersteunen, pousseren, ruggensteunen, seconderen, steunen, tegemoetkomen, terzijde staan, van dienst zijn, vooruithelpen.
1) bedoeld zijn (voor) Voorbeeld: 'Ramen dienen om lucht en licht binnen te laten. ' Synoniem: strekken tot 2) soldaat zijn defensie Voorbeelden: 'Hij heeft twe...
zorgen (ww) : bedienen, bestieren, besturen, erbarmen, helpen, hoeden, managen, omkijken, ontfermen, passen, toezien. zorgen (ww) : erop toezien, oppassen, waken, zorg dragen.
bejegenen, benaderen, omgaan met, tegemoet treden. bejegenen (ww) : bedienen, behandelen, omgaan met, tegemoet treden. Omgang hebben met iemand, met iemand eene betrekking aanknoopen.
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: mogelijk maken (ww) : in de gelegenheid stellen, in staat stellen.
Dienen is vaak iets minder dwingend, iets zachter, iets meer ambtelijk ook. Het wordt eerder geassocieerd met regels waaraan voldaan moet worden. Moeten is iets alledaagser en vaak ook iets directer.
Vervoeging van het werkwoord dienen: ik dien, jij dient, hij dient, wij dienen. ik diende, wij dienden. ik heb gediend.
Ook voor de vaste combinatie indien nodig kun je best iets alledaagsers gebruiken. Zo nodig, als het moet, als het nodig is, anders… En 'indien gewenst' betekent natuurlijk gewoon als je/u wilt.
hulp (zn) : assistentie, bijstand, handreiking, hulpbetoon, hulpverlening, medewerking, onderstand, ondersteuning, steun, subsidie. bijstand (zn) : assistentie, hulp, hulpbetoon, hulpverlening, ondersteuning, steun.
meedelen (ww) : aankondigen, bekendmaken, berichten, informeren, inlichten, laten weten, mededelen, verwittigen, voorlichten.
Hulpvaardige mensen zijn: bereidwillig om de ander te helpen.
Evenmin betekent 'ook niet, net zomin als'.
Gepaard gaan met betekent 'verbonden zijn aan', 'als begeleidend verschijnsel of gevolg hebben'. Met wordt mee in voornaamwoordelijke bijwoorden zoals ermee, hiermee en daarmee. Geluidsoverlast gaat gepaard met gezondheidsproblemen. Er zijn ongetwijfeld bloed, zweet en tranen mee gepaard gegaan.
Fungeren en functioneren kunnen allebei gecombineerd worden met als. De betekenis is 'dienstdoen als, de functie hebben van, optreden als'. Het kan zowel om mensen als om (abstracte) zaken gaan. De studenten fungeerden / functioneerden als rolmodel voor de scholieren.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Waarom geen dt in de verleden tijd? In de verleden tijd zie je de lettercombinatie dt niet aan het eind van een werkwoord, omdat daar nooit een letter t wordt toegevoegd.
Om te begrijpen wat de persoonsvorm is en hoe je hem vindt, moet je eerst weten wat een werkwoord is. Een werkwoord is een doe-woord.
niet langer van toepassing, niet langer als nuttig erkend.
In de standaardtaal in het hele taalgebied kunnen naast achterhaald ook verouderd, uit de tijd en niet meer gangbaar gebruikt worden.
moeten (ww) : verlangen, willen. moeten (ww) : behoeven, hoeven.
effectueren, manoeuvreren, presteren, realiseren, slagen, teweegbrengen, uitvoeren, uitwerken, verrichten, vervullen, verwerkelijken, verwezenlijken, volbrengen, volvoeren, waarmaken.
aankondigen, beweren, inbrengen, meedelen, opmerken, opzeggen, spreken, uitbrengen, uitdrukken, uiten, uitspreken, verklaren, verkondigen, vermelden, vertellen, verwoorden. beraadslagen (ww) : confereren, delibereren, overleggen, raadplegen, spreken, vergaderen, zich beraden.
Realiseren betekent 'verwerkelijken': 'Ik zou dat plan graag realiseren', 'Het museum is in de jaren negentig eindelijk gerealiseerd. ' Zich realiseren betekent 'beseffen, zich ervan bewust zijn'. Zich realiseren is een wederkerend werkwoord; het heeft het wederkerend voornaamwoord zich bij zich.