Taybessen zijn een kruising van bramen en frambozen. Bij slechte groei kunnen de vruchten abnormaal klein blijven.
Weinig schaduw omdat de meeste soorten geen uitgesproken schaduwbomen zijn (zoals de beuk, Am. eik en douglas). Bramen zijn op veel plaatsen onderhand een plaag geworden. Een paar struiken en wat lage ranken zijn welkom, maar als het grotere oppervlakken beslaat bemoeilijken ze de toegankelijkheid voor onderhoud.
Een framboos is een plant die onder de grond vele vertakkingen maakt en het jaar later veel nieuwe plantjes krijgt. De framboos moet in het voorjaar helemaal teruggesnoeid worden. Een braam maakt hele lange takken die opgebonden moeten worden en die het volgend jaar pas vruchten geeft.
Bramen zijn niet erg kieskeurig en groeien op elke grondsoort, al hebben ze een lichte voorkeur voor licht kalkhoudende gronden. Op zure gronden kun je dus elk jaar het beste wat kalk strooien om aan die wens tegemoet te komen. Bramen staan graag in de zon, al doen ze het op een halfbeschaduwde plaats ook goed.
Plant de struikjes bij voorkeur in maart/april. Snijd de stengels na het planten terug tot op een lengte van 30 cm. Plant je meerdere struiken, houd dan een afstand van minstens 50 cm tussen de struiken en 1,5 meter tussen de rijen.
De struiken stellen weinig eisen aan de grond, een plekje in de volle zon is wel gewenst. Plant de struiken van eind oktober tot april (als het niet vriest) en kort ze meteen in tot 30 cm boven de grond. Ze kunnen als aparte struiken gekweekt worden of in rijen tegen een hekwerk.
Als je die tweejarige stengels niet wegsnoeit, zullen de zijtakken zich elk jaar opnieuw vertakken en ontstaat er een enorme wirwar. Omdat de takken weinig licht krijgen, worden de vruchten ook kleiner. Houd je plant dus in model en snoei jaarlijks na de oogst alle vruchtstengels weg.
De braam dient bij voorkeur van de winter tot het vroege voorjaar te worden geplant op een beschutte, zonnige of licht beschaduwde plaats. De grond bevat bij voorkeur voldoende voeding, is doorlatend en vochtig.
Groeiwijze. De braam (Rubus fruticosus) is een sterk groeiende plant met een enorme neiging tot woekeren. Je hoeft je dus geen zorgen te maken of bramen goed zullen groeien. Het is meer een kwestie van de plant in toom houden om te voorkomen dat je tuin in een bramenjungle verandert.
Bramen vormen lange uitlopers. Opdat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen, wordt een deel van deze uitlopers aan een klimhulp gefixeerd. Een goede standplaats moet bevestigingsmogelijkheden voor klimhulpen hebben, om de lange uitlopers te kunnen leiden.
Leid de braam langs een latwerk of langs draden die je aan een zonnige muur bevestigt, zodat de vruchten goed rijpen. Het mooie van bramen is dat je aan één struik tegelijkertijd bloemen, onrijpe vruchten en rijpe vruchten kunt zien. Daarom worden bramenranken ook vaak in schikkingen gebruikt.
Oorzaak is de braamgalmijt. Dit beest legt haar eitjes in de bloem. De jonge mijten zuigen aan verschillende delen van de plant, maar alleen de vruchten ondervinden daar schade van. In de bessen scheiden ze een stof af waardoor de braam niet verder rijpt !
Planten die bessen of vruchten dragen zijn gevoelig voor zonnebrand: bramen, kruisbessen, rode aalbessen, witte trosbessen, etc.
Frambozen doen het het best in een plekje in de zon of in lichte schaduw. De planten houden van lichte grond dus maak de grond goed los. Bij zware grond, zoals klei, helpt het om de grond met wat potgrond te vermengen. Zo krijgt de plant een betere start.
Sommige planten worden slechts een meter hoog maar er zijn groeikrachtige zomerframbozen die gemakkelijk de 150 centimeter halen. Frambozen hebben geen bescherming tegen vogels nodig.
Wanneer je een frambozentuin wilt aanplanten is het wel een kwestie van een goede voorbereiding want de frambozen worden ongeveer 1 meter hoog en ongeveer 50 cm breed.
Onder het kroontje willen nog wel eens wormpjes voorkomen. In de winkel komt u dat zelden tegen, maar bij zelfgeplukte bramen wel. Als u ze tegenkomt legt u de bramen even in zout water. Spoel ze daarna goed af en alle wormpjes zijn er uit.
De Himalaya-braam heeft een geweldige smaak en aroma. Hij is ook zeer zoet en sappig. Word over het algemeen als de beste braam gezien.
Planten die bessen of vruchten dragen zijn ook gevoelig voor zonnebrand: bramen, herfstframbozen, kruisbessen, rode aalbessen, witte trosbessen, ... Foto: Hitteschade na door te felle zon. Rijpe bramen kunnen na een hittegolf witte vlekken vertonen en smaken niet lekker meer.
De vruchten worden door veel vogelsoorten gegeten. Maar ook zoogdieren als de vos en de das eten de vruchten. Wilde zwijnen eten de vruchten en wortels. Herten als de ree en het edelhert eten bladeren, twijgen, en vruchten.
Bramen groeien aan een struik die behoorlijk groot kan worden. De bloemen en vervolgens bramen voor volgend jaar verschijnen aan de takken die dit jaar zijn gemaakt. Ze groeien vaak al tijdens de bloei en oogst van de bramen van dit jaar en steken vaak stijf boven de rest van de struik uit.
Bij bestaande frambozenbeplantingen kan de eerste bemesting het beste in het voorjaar plaatsvinden, om de vruchtvorming optimaal te ondersteunen. De tweede keer kan je kort na de oogst in de herfst bemesten, om de plant na de vruchtvorming weer van de ontbrekende voedingsstoffen te voorzien.
De beste periodes voor het vermeerderen van frambozen is de herfst en de lente. Afleggers en bewortelde afleggers worden in de herfst van de moederplant afgestoken en geplant. Tijdens de winter kunnen ze dan al aan hun nieuwe standplaats wennen. Het snoeien wordt aanbevolen voor het volgende voorjaar.
Frambozen kun je in principe na de oogst snoeien maar het kan ook de hele rustperiode nog (in de winter dus). Frambozen dragen volgend jaar vrucht op het hout dat dit jaar is gevormd.