de stamper kan eenvoudig in de pen worden weggeduwd; dosiscorrectie is mogelijk door terugdraaien.
De pen is voor meermalig gebruik. Dit betekent dat u deze kan hergebruiken. Als de insuline in een patroon op is, kunt u de patroon eenvoudig vervangen door een nieuwe. De pen is verkrijgbaar in zilver en blauw.
Als te ondiep wordt geprikt komt de insuline in de huid terecht. In beide gevallen kunnen harde plekken en bloedingen of pijn optreden met als uiteindelijk resultaat vetophopingen of verdwijnen van het onderhuidse vet (lipodystrofie).
Breng de naald helemaal in de huid en injecteer de insuline langzaam. Wanneer de injectieknop weer op 0 staat, de naald nog minstens 10 seconden in de huid laten zitten om ervoor te zorgen dat de volledige dosis geïnjecteerd is.
Houd de pen vast met het naaldje omhoog gericht en van uw gezicht af en tik zachtjes met uw vinger tegen de insulinepatroon. Eventuele luchtbellen zullen zich nu bovenin verzamelen. Herhaal de stappen voor het ontluchten totdat u insuline aan het uiteinde van het naaldje ziet.
Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
Het masseren van de plaats voor of na de in- jectie kan de opname van insuline versnellen en wordt niet algemeen aanbevolen. Het- zelfde geldt ook voor het nemen van een warm bad.
Het nodige aantal eenheden insuline varieert van persoon tot persoon (8 tot 200 eenheden). Meestal begin je met het inspuiten van 10 eenheden insuline 's avonds. In samenspraak met je arts kun je dan zelf de dosis verhogen, bijvoorbeeld om de drie dagen.
Dit noemen we de 2-4-6-regel. Dit houdt in dat u iedere 2 uur uw bloedglucosewaarde meet. Is de bloedglucosewaarde tussen de 15 en 20 mmol/l, dan spuit u 4 eenheden extra. Is de bloedglucosewaarde tussen de 20 en 25 mmol/l, dan spuit u 6 eenheden extra.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Het toedienen van insuline in de armen heeft niet de voorkeur. Bij gebruik van humane insuline, blijft het advies gehandhaafd: kortwerkende insuline in de buik en langwerkende in de benen of billen. Bovenbeen (dijbeen) • Geeft langzame opname van de insuline. Spuit in de bovenkant of de buitenkant van het bovenbeen.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Aanpassingsdosis (middel)langwerkende insuline
Dit doet u door uw bloedglucosewaarde om 3 uur 's nachts te meten. Wanneer uw verhoogde nuchtere bloedglucosewaarde inderdaad een reactie is op een hypoglykemie in de nacht, dient u de dosis (middel)langwerkende insuline juist te verlagen (volgens bovenstaand schema).
De lever haalt een groot deel van de glucose uit het bloed en zet deze om in glycogeen en hiervoor is insuline nodig. Als je lang niets eet, kan je lichaam glycogeen weer omzetten in glucose (suiker), zodat je bloedsuiker niet verder daalt.
Wie diabetes type 2 heeft kan in veel gevallen door gezonder te eten, te bewegen en af te vallen ervoor zorgen dat het lichaam weer beter reageert op insuline. De bloedsuiker wordt dan lager en stabieler. Er zijn zelfs mensen die daardoor helemaal geen insuline of medicijnen meer nodig hebben.
Bewaar insuline ook niet in de deur van de koelkast omdat dit te veel temperatuurschommelingen geeft bij het openen van de deur. Mits u de insuline op de juiste manier in de koelkast bewaard, is deze houdbaar tot de datum die op de verpakking staat.
Een goede bloedsuiker voor 's ochtends als u nog niet gegeten of gedronken heeft is: tussen 4,5 en 8. Dit heet de nuchtere bloedsuiker. Na het eten gaat uw bloedsuiker omhoog. Een goede bloedsuiker voor 2 uur na het eten is: lager dan 9.
Bij voeding doet u dit door voor en anderhalf uur na het eten uw bloedsuiker te meten. Bij bewegen meet u ervoor, direct erna en eventueel twee uur na het bewegen. Mensen die meerdere keren per dag insuline spuiten of een insulinepomp hebben, krijgen het advies dagelijks een dagcurve te maken.
De werking van insuline. Fiasp werkt sneller en moet 0-2 minuten voor het begin van de maaltijd toegediend worden, met de mogelijkheid tot toediening to maximaal 20 minuten na het begin van de maaltijd. Voor de andere insulines geldt: De werking van deze insuline begint ongeveer 10 minuten na het inspuiten.
Hierover kunnen we kort zijn: nee, van insuline word je niet dik. Insuline heeft twee belangrijke taken in het lichaam. Allereerst het omzetten van koolhydraten in de energie die je lichaam nodig heeft. Als dat gedaan is, slaat de insuline de ongebruikte koolhydraten op als vet.
Kosten en vergoeding
Langwerkende insulines kosten ongeveer € 100 tot € 160 per jaar voor 10 E per dag. NPH-insuline kost € 66 per jaar voor 10 E per dag (FK, 2022). Wilt u meer weten? Lees dan de uitgebreide informatie over kosten.
Een gevaarlijk hormoon
Maar insuline is ook een gevaarlijk middel. Bij een te hoge dosering, of een onverwacht sterke respons van het lichaam, kan na toediening de concentratie glucose zo ver teruglopen dat vitale cellen in de hersenen onvoldoende brandstof toegevoerd krijgen en afsterven.
Intramusculaire injectie - loodrechttechniek
De meest gebruikte techniek voor een intramusculaire injectie is de loodrechttechniek. Hierbij wordt de naald loodrecht op het spierweefsel ingebracht door de strakgetrokken huid heen.
Bij minder dan 12 IE troebele insuline een nieuwe pen(vulling) gebruiken. Vóór elke injectie 2 IE wegspuiten met de pennaald naar boven gericht en dit zo nodig te herhalen totdat insuline uit de pennaald komt.
Inspuitingen mogen echter niet zo maar lukraak binnen een zone gebeuren; de injectieplaats dient op 2 à 3 cm afstand van de vorige gegeven te worden. De injectieplaats dient met ongeveer één vingerbreedte ten opzichte van de vorige prikplaats te worden gewijzigd.