Je hoeft niet alle aardappels tegelijk uit de grond te halen, je kunt prima naar behoefte oogsten. Je kunt de aardappels ook in de grond laten zitten, ondergronds blijven ze namelijk best goed.
Zo leggen we alle aardappelen in de gaten en bedekken we die met de grond die we er eerst uithaalden om de aardappel te poten. Als alle aardappelen zijn gepoot en afgedekt zie je er dus niets meer van. Het duurt ongeveer 4 weken voor de aardappelen boven de grond komen (afhankelijk van het weer).
De vitaminen in aardappelen zijn gevoelig voor warmte, lucht, licht en water. Aardappelen bewaren doe je daarom best op een koele (tussen 2 en 10 °C), donkere, droge en goed verluchte plaats (bv. kelder (kast)) in een geperforeerde papieren zak, een net of een open mand. Schud ze af en toe om.
In volle grond: Maak gleuven in de grond van 10 cm breed en 5 cm diep. Laat ongeveer 75 cm tussen twee rijen. Leg de aardappelen met hun kiemen naar boven in de gleuf en laat er telkens een 40-tal cm tussen. Bedek ze daarna met aarde en geef water.
Algemeen voorschrift is dat in Nederland slechts 1 keer in 3 jaar (1:3) op hetzelfde perceel aardappelen geteeld mogen worden (geen teelt van aardappelen in de 2 voorafgaande jaren).
Als je de aardappelen te laat oogst, kan dit verschillende gevolgen hebben. Ten eerste kunnen de knollen te groot worden en daardoor minder lekker zijn. Bovendien kunnen de knollen gaan rotten of ziek worden als ze te lang in de grond blijven zitten. Het wordt daarom aanbevolen om de aardappelen op tijd te oogsten.
Je zou ook een aardappel uit de supermarkt kunnen gebruiken maar deze zijn meestal behandeld met een product waardoor ze niet snel kiemen en dus ook geen grote plant zullen geven. Om een aardappel voor te kiemen zet je ze in kiembakjes of eierdozen met het stompe eind, waar de ogen zitten, omhoog.
Als de planten beginnen te bloeien zitten er al kleine aardappeltjes aan. Dan kun je krieltjes oogsten. Wil je grotere aardappels, dan oogst je pas als de plant geel wordt en afsterft: bij vroege aardappels is dat rond eind juni, bij latere in juli of augustus.
Maak de aardappelen licht vochtig. Wanneer de eerste scheuten uit de aardappelen komen kan je deze planten. Je kunt ook (voor de zekerheid) wachten tot de scheuten langer zijn geworden.
Bij de vroege aardappelen mag je al tevreden zijn met een oogst van 900 gram per plant, terwijl de late variëteiten tot 2,5 kg per plant kunnen voortbrengen. Hou dus rekening met welke pootaardappelen je aankoopt.
Vanaf november rem je de kieming door ook koel te bewaren, bij voorkeur tussen 4° C en 8° C. Controleer maandelijks jouw aardappelen en breek alle scheuten af. Behalve koel moet jouw bewaarplaats ook nog steeds luchtig, donker en droog zijn. Door contact met licht ontwikkelen de knollen het giftige solanine.
De ideale bewaartemperatuur ligt namelijk tussen 4 en 10 graden. Maar omdat niet iedereen een kelder heeft, kun je ze ook in de schuur zetten. Bewaar je ze in de keukenkast, of in de buurt van de verwarming en dus op kamertemperatuur dan gaan de aardappelen snel achteruit.
Vroeger was het gebruikelijk om aardappels in de kelder te bewaren. Tegenwoordig hebben weinig woningen nog een dergelijke koele opbergruimte en worden aardappels vaak op een te warme en soms ook te lichte plaats bewaard. Het gevolg is dat ze al na enkele weken slap worden als gevolg van vochtverlies.
De meeste vroege en middelvroege aardappelen kunnen in juli/augustus geoogst worden. Halflate of late rassen oogst je vervolgens in september of oktober. Dit is per ras verschillend.
Ja hoor eet ze gerust, maar snij de uitlopers wel ruim uit. Dan voorkom je dat je solanine binnenkrijgt. Op plaatsen waar uitlopers groeien, zit namelijk de natuurlijke gifstof solanine. Solanine ontstaat onder invloed van licht in de schil en uitlopers van aardappelen.
Aardappelen zijn erg gevoelig voor vorst. En zeker de reeds gevormde kiemen. Zij hebben voor de wortelvervorming en de verdere uitgroei bovendien veel warmte nodig en die mogen wij in ons klimaat midden april niet verwachten. Veiliger is het dus nog de kiemende aardappelen nog een weekje langer in hun kistje te laten.
Als u zelf aardappelen wilt planten, dan poot u ze bij voorkeur tussen juni en oktober.
De meeste aardappels poot je in april en mei en oogst je vanaf eind juli. Vroege, zoals die van ons, stop je al half maart in de mix en kun je al in juni oogsten.
Als je nu in het eerste vak aardappelen kweekt, zet je daar volgend jaar je peulgewassen. En op de plek waar eerst de peulgewassen stonden, zet je vervolgens de koolgewassen. Zo schuiven alle groenten een vak op.
Hoe vaak moet je aardappelen in de moestuin water geven? Aardappelen hebben niet super veel water nodig. Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven.Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende.
Deze vroege soort gaat eind maart de grond in. Midden soorten: Aardappelen van dit type worden na 100 dagen geoogst. Deze soort plant je in april. Late soorten: deze vereisen natuurlijk de langste groeiperiode en worden na 130 dagen in de late herfst geoogst.
Bespuiting gebeuren bij vochtig, warm weer met bijna dagelijks regen op zijn minst wekelijks.Bij normaal weer, toch op zijn minst drie keer tijdens de junimaand. Daarna zou het ergste achter de rug moeten zijn, behalve bij de late aardappelen, waar we langer door moeten gaan met de bespuitingen.
Aardappelen met uitlopers zijn wel taaier en bevatten minder vitaminen dan aardappelen zonder uitlopers. Om uitlopers zo lang mogelijk te voorkomen kun je ze best op een koele, donkere en droge plaats bewaren. Ga je de aardappel met uitlopers toch niet meer opeten?Plant hem dan om nieuwe aardappelen te kweken.
Wanneer kan je aardappels poten? Het hangt af van het ras dat we gebruiken en de ligging van ons veld. Meestal planten we ze minstens twee weken na de laatste nachtvorst (half maart-eind april, afhankelijk van de regio). Als alternatief kan je in de zomer (juli – begin augustus) planten.
Pootaardappelen worden ook wel poters, pootgoed of jonge boompjes genoemd. Speciale pootaardappelen verschillen in veel opzichten van conventionele eetbare aardappelen. Pootaardappelen zijn kleiner in het veld, wat betekent dat ze meer knollen maken, maar kleiner.