Prijselasticiteit van de vraag is meestal negatief, maar kan soms positief zijn. De gevraagde hoeveelheid reageert meestal tegengesteld op een verandering van de prijs. Als de prijs van een goed stijgt, daalt de gevraagde hoeveelheid en als de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid.
De prijselasticiteit is bijna altijd een negatief getal: het geeft het negatieve verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid weer. Het verband tussen die twee is negatief: als de prijs stijgt dan daalt de gevraagde hoeveelheid, en als de prijs daalt dan stijgt de gevraagde hoeveelheid.
Een simpele uitleg van prijselasticiteit is dat als een prijsverandering van een product een grote reactie van de markt tot gevolg heeft, is dat product prijselastisch. Omgekeerd geldt dat als de markt niet of nauwelijks reageert op een prijsverandering, de prijs inelastisch is.
Ev is over het algemeen een negatief getal, omdat de gevraagde hoeveelheid daalt als de prijs stijgt en stijgt als de prijs daalt. Met de prijselasticiteit van de vraag kunnen de gevolgen van prijsveranderingen voor de afzet en de omzet berekend worden.
Hoe groter de elasticiteit, hoe sterker de vraag zal reageren op prijsveranderingen. Wanneer de prijselasticiteit 0 bedraagt, zal de vraag niet reageren prijsveranderingen. Hoe duur of goedkoop een product dan ook is, de vraag zal hetzelfde blijven. De vraag is dan inelastisch .
Een inferieur goed is een goed waarvan de consument minder gaat kopen als zijn inkomen stijgt en waarvan hij meer gaat kopen als zijn inkomen daalt (ceteris paribus, dus als alle andere prijzen gelijk blijven). De inkomenselasticiteit van een inferieur goed is negatief.
Volkomen inelastische vraag (Ev = 0)
Bij een volkomen inelastische vraag reageert de vraag niet op een verandering van de prijs. Consumenten blijven ook na een prijsverhoging net zoveel kopen als voorheen. Het maakt niet uit hoe groot de prijsverandering is. Vermenigvuldigd met 0 (Ev) levert de uitkomst 0 op.
Als de prijs stijgt, daalt de vraag en als de prijs daalt, stijgt de vraag. Als de voorkeur naar een bepaald product afneemt, als het inkomen daalt, als de prijzen van andere producten (substituten) dalen, verschuift de (collectieve) vraaglijn van dat product naar links.
Bij een inelastische vraag is de relatieve verandering van de vraag naar een product kleiner dan de relatieve prijsverandering van hetzelfde product.
Bij een volkomen elastische vraag zou elke prijswijziging oneindig veel invloed hebben op de vraag. Bij een volkomen inelastische vraag zou geen enkele prijswijziging enkele invloed hebben op de vraag. In de praktijk komt dit natuurlijk niet voor. Brood is een voorbeeld van een product met een lage prijselasticiteit.
De formule voor het bepalen van de aanbodelasticiteit bestaat uit het delen van de procentuele variatie in de aangeboden hoeveelheid van het product door de procentuele variatie in de prijs van dat product.
Een materiaal is elastisch als het een tegenkracht - veerkracht genoemd - uitoefent als er een kracht op wordt uitgeoefend en het daardoor wordt vervormd. Elastische vervorming is een niet-permanente, omkeerbare vervorming, in tegenstelling tot plastische vervorming.
volkomen inelastische vraag = bij een prijsverandering verandert de gevraagde hoeveelheid niet. De waarde van de prijselasticiteit is (altijd) nul. Het schoolvoorbeeld van een volkomen inelastisch goed is zout.
Het heeft een prijs je staat het alleen af voor een ander schaars goed bijvoorbeeld geld voor een koelkast. De collectieve vraaglijn = de vraaglijn van alle consumenten samen, de collectieve vraaglijn ontstaat door de individuele vraaglijn horizontaal op te tellen (bijvoorbeeld alle consumenten).
De collectieve vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheid naar een product door alle consumenten.
Bij een toenemende vraag en minder aanbod zal het over het algemeen zo zijn dat de prijs stijgt. Andersom zal bij een dalende vraag en een toenemend aanbod de prijs afnemen. Door dit effect zal er bij de evenwichtsprijs vanzelf evenwicht komen tussen vraag en aanbod.
De wet van de vraag stelt dat, als alle andere dingen gelijk zijn, hoe hoger de prijs van een goed, hoe minder mensen naar dat goed zullen vragen. Met andere woorden, hoe hoger de prijs, hoe minder de gevraagde hoeveelheid.
de effectieve vraag ( of het inkomensevenwicht) is lager dan het bestedingsevenwicht. Zie ook het begrip onderbesteding.
Wat is puntelasticiteit? Als er druk wordt uitgeoefend, spreekt men van puntelasticiteit. Het beweegt dus mee en maakt ruimte op de drukpunten. Als je op een goed puntelastisch matras ligt zal je wervelkolom dus recht blijven.
Ook kan het zijn dat er op bepaalde markten veel concurrentie is en op andere markten weinig tot geen. Hierdoor ontstaan er verschillende marktvormen: de volkomen concurrentie, monopolistische concurrentie, oligopolie en monopolie.
Een normaal goed is elk type goed of dienst waarvan de vraag toeneemt naarmate het inkomen toeneemt. Het is een term die in de economie wordt gebruikt om de verschillende soorten goederen te bestuderen. De meeste goederen en diensten behoren tot deze categorie. Het andere type goederen zijn inferieure goederen.
zijn individuele goederen die de overheid om maatschappelijke (of praktische) redenen zelf in productie heeft genomen, en waarvan de financiering (voornamelijk) plaatsvindt via de algemene middelen. Voorbeelden zijn het onderwijs en de wegen.
Uitsluitbaar betekent: Sommige consumenten kunnen uitgesloten worden van het gebruik van dit goed. Bijvoorbeeld: Iemand heeft een goed gekocht en beslist zelf wie gebruikmaakt van het goed.