Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
als je correct en formeel wilt zijn, wordt wel de voorkeur gegeven aan kun je. Volgens veel taalgebruikers zijn de vormen je/jij zal, je/jij kan en je/jij wilnog niet geschikt voor de nette schrijftaal, al is het in de spreektaal geen probleem meer.
Het is allebei goed. Je kunt is ouder en daardoor voor sommige mensen beter.
Naast 'je kunt' komt ook 'je kan' voor. Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal.Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt.
Hiervoor geldt hetzelfde advies als bij de jij-vorm: u kunt is formeler dan u kan. Omdat u van zichzelf al behoorlijk formeel is, heb ik zelf hier een sterkere voorkeur voor u kunt. Maar u kan is dus zeker niet fout.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Voorzetsel is belangrijk
Gelukkig is het in dit geval geen halszaak: eigenlijk is elke keuze goed. Er is geen verschil tussen: Je kunt mij bereiken op telefoonnummer 020 - 244 3400.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Kort antwoord: het kan allebei. In Nederland zul je in geschreven teksten eerder "Hoe kun je" zien en in gesproken taal eerder "Hoe kan je" horen; in Vlaanderen is "Hoe kan je" de standaard, zowel in geschreven als gesproken Nederlands.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd.
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
In de spreektaal komt je/jij wil (zonder t) vaak voor, net als in privéberichtjes en andere informele teksten. Over het algemeen krijgt je/jij wilt (mét t) in Nederland nog steeds de voorkeur in (zakelijke) teksten die bestemd zijn voor een breed publiek.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
Voor de spelling is het belangrijk om te weten dat ook deze werkwoorden in de verleden tijd slechts één vorm hebben voor enkelvoud en één voor meervoud. Het is 'hij vond' (en niet 'hij vondt).
Waarom zijn “ik vindt, hij word en jij beantwoord” fout? De stam van het werkwoord eindigt op een -d, waardoor je niet hoort wanneer een -t moet worden toegevoegd bij de ik-, hij-, zij-, het- en jij-vorm in de tegenwoordige tijd.
' en 'Ik ken Peter van de hockeyclub'. Het woord kunnen betekent dat je in staat bent om iets te doen. Bijvoorbeeld 'ik kan fietsen' betekent dat je in staat bent om op een fiets te rijden. Het woord kennen heeft betrekking op een handeling of een vaardigheid.
U hebt en u heeft zijn allebei correct. Hetzelfde geldt voor hebt u en heeft u.
Kan en kun zijn beide goede vervoegingen van het werkwoord kunnen.
Nee, beide vormen zijn goed: je kunt en je kan zijn allebei mogelijk. Kunnen is een onregelmatig gevormd werkwoord.
– De jij/zij/hij/het-vorm is de ik-vorm +t. – De wij/zij-vorm is gelijk aan het hele werkwoord.