Blijft over dat er een sterke wens bij de ouders of het petekind leeft om toch een peter en meter te hebben. Het kerkelijk wetboek voorziet niet in deze gevallen. Een wijziging aanbrengen in het doopboek is ook niet gebruikelijk.
Bij het doopsel leggen de meter en peter de belangrijkste belofte af: als een of beide ouders vroeg zouden sterven, nemen zij de zorg voor het kind op zich. Daarom werd vaak voor dichte familieleden gekozen als meter of peter, denk maar aan een zus, een broer of een van de ouders van de mama of papa.
Peters en meters kunnen nieuwe medewerkers zowel sectortechnische competenties als sociale vaardigheden bijbrengen. Elke werkgever is verplicht om een peter of meter aan te stellen voor nieuwkomers. Maar ook voor medewerkers die intern van job veranderen is een on-the-jobtraining met een peter of meter zeker nuttig.
Zo moet een meter of een peter minimaal zestien jaar zijn en katholiek gedoopt en gevormd zijn. Meter en peter mogen niet de moeder of vader van de dopeling zijn. De meter en peter van de dopeling moeten ook de geschiktheid en intentie hebben om hun taak uit te oefenen.
Het ondersteunen in de opvoeding door een peter en meter, werd al vrij snel erg ruim geïnterpreteerd: van hulp bij opvang, naar het helpen bij huiswerk, het doorgeven van bepaalde waarden, interesse voor cultuur of sport, tot het schenken van cadeaus op speciale feest- en verjaardagen.
In principe hoeft er maar één peter of meter te zijn. Wanneer één van de twee afvalt, bijvoorbeeld door overlijden, dan hoeft er geen nieuwe peter of meter gezocht te worden. De taak van de geloofsopvoeding ligt vooral bij de ouders zelf.
Het kind waarvan je peter of meter bent, is in het algemeen Nederlands je 'petekind'. Het maakt niet uit of het een jongen of een meisje is. In het Belgische Nederlands wordt ook 'metekind' gebruikt, voor een jongen of meisje van wie een vrouw meter is.
Vaak is de peetouder een oom of tante of een van de grootouders van het kind, maar dit hoeft niet. Kan je niet kiezen en wil je meer dan twee peetouders aanstellen? Dat kan, net als het aanstellen van slechts één peetouder.
En hoeveel kost dat? Veel kosten zijn er aan een doopsel niet echt. Je koopt de doopkleertjes (als je die niet hebt van je eigen doopsel) en een doopkaars . Je kunt altijd een vrijwillige bijdrage leveren aan de kerk.
De peter en meter zijn degenen die het kind voor God voorstellen, zij vergezellen hem of haar om gedoopt te worden. Dit begrip van begeleiding, van getuigenis, is niet louter religieus; het kan ook in een seculiere context worden toegepast. Vroeger was de peetvader de verantwoordelijke voor de opvoeding van het kind.
Je moet als ouders niet getrouwd zijn om je kindje te laten dopen. Als je dit wel bent, neem je best dit trouwboekje mee naar de doopviering. Na afloop van het doopsel kan het dan meteen ingeschreven worden. De kerk raadt aan het kind te laten dopen tussen de drie weken en drie maanden na de geboorte.
Peetoom en peettante vragen met een persoonlijke kaart
Wil je de peetouder graag vragen met een kaart? Kies er dan voor om een kaartje te geven met een foto van jullie kleintje. Daar smelt de toekomstige peetvader of -moeder direct van.
Heel wat meters en peters geven geld, kopen een buggy of een autostoel, of voorzien de meest dringende cadeautjes van de geboortelijst. Het gemiddelde bedrag dat gegeven wordt is 200 euro.
Antwoord. Metekind is standaardtaal in België. Standaardtaal in het hele taalgebied is petekind.
In normale gevallen bedient de bisschop, een priester of een diaken het Sacrament van de Doop. In noodgevallen kan iedere Christen, ja ieder mens dopen, door water over het hoofd van de dopeling te gieten en de doopformule te spreken: 'Ik doop u in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. '
Het argument voor de kinderdoop is hier dat de Heere Jezus zegt: het koninkrijk der hemelen is van hen. Ingaan in Gods verbond betekent: onderdaan worden van Gods koninkrijk. De kinderen die deel uitmaken van de gemeente worden niet op één lijn gesteld met de kinderen van heidenen.
De volwassene moet persoonlijk berouw tonen en belijdenis afleggen van zijn of haar geloof en hoop in Christus, voordat hij of zij gedoopt kan worden. Dit verschil is reeds in de vroege kerk vastgelegd in een kerkorde, die toegeschreven wordt aan Hippolytus van Rome (220).
Oorspronkelijk waren peetouders de 'getuigen' bij de (katholieke) doop van een kind. Zij moesten 'toezien op de gelovige opvoeding' van het kind. Vaak waren dit een oom of een tante van het kind.
De peetouders hoeven niet per se familie te zijn, het mogen ook vrienden zijn. Het is gebruikelijk dat de peter of meter hun petekindje vasthouden tijdens de doop. Het aanwijzen van peetoom en peettante gebeurt inmiddels ook vaak zonder dat het kindje gedoopt wordt.
De bedoeling is om iets persoonlijks te geven, een cadeautje dat je petekind voor de rest van zijn of haar leven zal koesteren. Iets dat altijd een herinnering aan jou zal blijven. Zo kan je bijvoorbeeld een eerste juweeltje geven, zoals een gouden baby armbandje.
De hoogte van het bedrag wat men aan een petekind geeft, is vooral afhankelijk van de leeftijd van het petekind. Hoe ouder het petekind is, hoe duurder het cadeau. € 50 is helemaal niet gek, maar er zijn uitschieters. Er zijn mensen die er een paar honderd euro geven, maar er zijn ook mensen die minder geven.
een kind dat men ten doop gehouden heeft.
Petekind is standaardtaal in het hele taalgebied in de betekenis 'jongen of meisje van wie iemand meter of peter is'.