Je mag de bloembollen niet planten tijdens de vorstperiode of bij een te natte grond.
In het najaar, van september tot december, plant u voorjaarsbloeiende bloembollen. In het voorjaar, vanaf maart tot mei, plant u zomerbloeiende bloembollen. Lees hier meer over hoe en wanneer u bloembollen plant.
Ben je vergeten om je voorjaarsbloeiende bloembollen voor januari in te planten? Plant ze alsnog in de grond, ook als er al vorst is voorspeld. Als de bloemen dit jaar niet volledig tot hun recht komen, zullen de bloembollen wellicht het jaar erna weer volop bloemen produceren.
Plant de bollen nooit op een dag dat het heel hard regent of als het vriest. De kans dat de bollen hierdoor verrotten of bevriezen is dan vrij groot en dat zou zonde zijn.
Je mag de bloembollen niet planten tijdens de vorstperiode of bij een te natte grond. Dan kunnen ze namelijk bevriezen of verrotten.
Door de plant in de regen te zetten spoelt stof moeiteloos van de blaadjes af. Dat scheelt jou weer afstoffen wanneer je je planten aan het verzorgen bent.
Voorjaarsbloeiende bollen kun je het beste planten vanaf september tot december, het liefst voor de eerste nachtvorst. Zomerbloeiende bollen kun je het beste vanaf het voorjaar planten, zodra de kans op nachtvorst voorbij is tot en met eind mei.
Door de bollen laat te planten, verklein je de kans dat de tulpen door de schimmel Botrytis tulipae (ofwel vuur) worden aangetast. November is daarom meestal de beste tijd voor het planten van tulpenbollen. Maar zelfs met planten in december of januari voor bloei in het voorjaar kom je meestal nog weg.
Als je je voorjaarsbollen te vroeg in de grond stopt is er kans, door de hoge temperaturen, dat ze al tot bloei komen voordat de winter valt. Soms lukt het die bollen dan niet meer om voor de vorst genoeg energie op te doen om nog een keer te bloeien.
Boor gaten in de grond met een grondboor en vul deze met een pvc buis met schelpen of grind. Zo zakt regenwater sneller naar diepere lagen. Wrik met een spitvork uw bodem los zodat regenwater sneller wegzakt. Bij ernstige regenval en grote plassen water wegpompen met dompelpomp.
Door het aanpakken van de bodemstructuur (door er wat zand of compost door te spitten) wordt die beter waterdoorlatend. Ook kan het helpen elke zoveel meter met een grondboor gaten te maken. Door deze met grind op te vullen blijven ze open en kan water veel beter wegstromen.
Grote (5 cm en groter) plant je 15 cm diep en kleine (2,5 - 5 cm) 7 tot 10 cm diep. Zet de bloembollen zachtjes in de grond met de punt naar boven. Duw hierbij niet te hard want dan beschadigen ze. Grote hebben een afstand van 7 tot 20 centimeter nodig en kleine 3 tot 7 centimeter.
De tuin onderhouden én bloemen, groente en kruiden kweken
Kijk dan behalve naar tuingereedschap ook eens naar onze zaden, bloembollen en bemestingsproducten.
Pootdiepte. Naast warm weer kan ook de plantdiepte het vroeg uitlopen van bollen veroorzaken. Als de bol te ondiep is geplant, zal deze eerder bladeren gaan produceren. Zorg dat je de bol plant op een diepte van drie keer de hoogte van de bol.
De bolletjes van Galanthus nivalis moeten in het najaar voor november geplant worden. De bloemen verschijnen al aan het eind van de winter. Plant ze drie keer zo diep als het bolletje groot is.
Dahlia's zijn niet winterhard, wat betekent dat ze niet tegen vorst kunnen. Plant ze daarom na de laatste vorstperiode, rond half mei (na IJsheiligen).
februari – maart: krokus, lenteklokje. maart – april: narcis, sterhyacint. april: hyacint, blauwe druif. april – mei: kievitsei, tulp, zomerklokje.
De regel voor bloembollen is dat je ze twee tot driemaal zo diep plant als de knol of bol groot is. Een grotere bol zoals die van de mammoetkrokus, plant u dieper dan de bol van de kleinbloemige botanische krokus. Deze kleine krokusknolletjes plant u circa 5 cm diep.
Als je de narcissenbollen te vroeg in de herfst plant - wanneer het nog veel regent - is het mogelijk dat de regen ervoor zorgt dat de bollen gaan rotten. Gewoonlijk is de perfecte tijd om te planten van september tot december of zelfs januari als er nog geen vorst is.
Gebruik regenwater
Geef je de planten enkel regenwater, bijvoorbeeld water wat je hebt opgevangen in een regenton, dan ga je merken dat de planten veel sterker en groter worden. Sluit dus een regenton aan de regenpijp. Mocht je merken dat de regenton vaak vol is, koppel er dan een tweede aan.
Vermijd tocht en grote temperatuurschommelingen
De meeste kamerplanten zijn niet dol op grote temperatuurverschillen. Zet je kamerplant dan ook niet naast een deur om tocht te voorkomen. Let ook op in de winter en plaats je kamerplant dan niet direct naast het raam. Zeker niet wanneer het een raam met enkel glas is.
Planten hebben het liefst water op kamertemperatuur. Dat is dus iets warmer dan ons drinkwater, vandaar de term lauw water. De temperatuur van lauw water ligt tussen de 38 en 40 graden. Koud water zorgt namelijk voor een remming in de groei, doordat het energie kost om de wortels warm te houden.