Als het hard vriest, kan het niet sneeuwen.
Als je aan sneeuw denkt, denk je aan kou. Vrieskou is precies wat je nodig hebt voor sneeuw. De hele luchtlaag waar de neerslag doorheen valt, moet een temperatuur hebben van rond of onder het vriespunt. Sneeuw krijg je dus alleen in ijskoude lucht.
Sneeuwbuien ontstaan vaak in koude lucht uit het poolgebied. Natte sneeuw verdwijnt vaak snel, maar droge sneeuw kan langere tijd blijven liggen. Sneeuwvlokken kunnen het aardoppervlak bereiken als de gehele luchtlaag waar de vlokken doorheen moeten een temperatuur heeft van rond of beneden het vriespunt.
Voor het smeltproces van sneeuw is warmte nodig, die afkomstig is uit de aardbodem en de lucht daar net boven. De warmte trekt dus weg uit de bodem. Daardoor koelt het aardoppervlak en de lucht vlak boven de grond af. En kan de sneeuw blijven liggen, hoe hoog de (officiële) temperatuur ook is.
Wat is sneeuw eigenlijk? Wanneer de temperaturen onder het vriespunt komen, krijgt de waterdamp hoog in de lucht een vaste vorm, het wordt omgevormd tot kleine ijskristallen. De optimale temperatuur voor dit proces is -12°C.
Ontstaan en fysica. Bij temperaturen onder het vriespunt vormt sneeuw zich wanneer waterdamp tot ijskristallen verrijpt zonder tussenvorm van waterdruppels. Dit proces vindt vooral plaats tussen −5 en −20 °C en optimaal bij een temperatuur rond −12 °C.
Een grove vuistregel is dat er bij 6 graden boven nul bij buiensituaties nog sprake kan zijn van sneeuw en bij 2 of 3 graden boven nul tijdens de passage van fronten. Bij temperaturen boven nul spreekt men zoals eerder genoemd, van natte sneeuw.
Het gaat in heel het land regelmatig regenen, met middagtemperaturen tussen de 4 en 6 graden. Dat is na de afgelopen koude dagen wel redelijk 'warm'. In het noorden en noordoosten kan de neerslag nog steeds als natte sneeuw vallen, want daar blijven de temperaturen hangen bij 1 tot 3 graden.
IJzel ontstaat als regen door een luchtlaag valt die kouder dan nul graden Celsius is, daar afkoelt en zich als ijs vastzet op bijvoorbeeld wegen. Meestal gebeurt dat aan het einde van een vorstperiode, als er weer zachtere lucht binnenstroomt.
Ijsregen zijn dus regendruppels die pas bevriezen zodra ze in de koude vrieslaag vlak boven de grond terecht komen. Tijdens een traag doorzettende dooi kunnen afwisselend diverse neerslagvormen voorkomen: sneeuw, ijsregen, hagel of regen. Ook ijzel kan dan optreden.
Smelten valt vaak mee
In de meeste gevallen valt dat mee. Regen doet sneeuw wel zetten en inklinken. In verse sneeuw en poedersneeuw zit veel lucht en als het regent zal die lucht uit de sneeuw verdwijnen en wordt de sneeuw compacter.
Volgens de honderdjarige kalender wordt de winter van 2023/2024 vooral erg onrustig. De 100-jarige kalender voorspelt voor het begin van december vorst, bewolkt weer met regen, kou en ijs. De rest van december is het koud en oncomfortabel weer met regen.
Echter, die sneeuwduinen waren niet veroorzaakt door een grote hoeveelheid sneeuw, maar door sneeuwval in combinatie met een straffe wind. Over het algemeen valt in Nederland de meeste sneeuw in december, januari en februari.
Wanneer de temperatuur plotseling onder het vriespunt daalt, veranderen de waterdruppels van de wolken tot ijskristallen. Op weg naar beneden komen deze in aanraking met stofdeeltjes als zand, rook en as deeltjes die in de lucht zweven. Zo groeien de ijskristallen geleidelijk aan tot sneeuwkristallen.
In uitzonderlijke gevallen kan het ook in de zomer tot sneeuw komen. De beste situatie hiervoor is een zware bui die met de vallende neerslag een grote hoeveelheid koude lucht naar het aardoppervlak voert. Het mag daarbij niet al te warm zijn.
Na een aantal vorstdagen, kan de vorst tot ongeveer tot 20 centimeter in de grond zitten trekken. Dit is afhankelijk van het soort grond. Met name de natheid speelt een rol. De regel geldt: hoe natter de grond, hoe diepter deze bevriest.
Het diepvriesklimaat van Antarctica
Antarctica is kouder dan koud, met 's winters temperaturen die bovenop de vier kilometer dikke ijskap tot wel 90 graden onder nul kunnen dalen. Met uitzondering van een smalle kuststrook vriest het er eigenlijk altijd.
In de winter kunnen de wegen soms verraderlijk glad worden door ijsvorming. Ondanks dat de thermometer 2 graden in de plus aangeeft, hoeft het niet te betekenen dat er geen gladheid voorkomt. De temperatuur van het wegdek kan namelijk fors afwijken van de temperatuur op waarneemhoogte of van wat je auto aangeeft.
Eeuwige sneeuw
Hier is het zo koud dat sneeuw nooit helemaal weg dooit en steeds weer aangevuld wordt door verse sneeuw. De ondergrens van de eeuwige sneeuw ligt in de poolstreken ongeveer op zeeniveau, in de Alpen op een hoogte van ongeveer 3000 meter en in de tropen op meer dan 5000 meter hoogte.
Statistisch gezien is de kans op een zachte winter dus 75% en de kans op een koudere winter dan normaal 25%!
lichte vorst (-0,1/-5,0 graden),matige vorst (-5.1/-10,0 graden),strenge vorst (-10,1/-15.0 graden)zeer strenge vorst (-15,1 graden of lager).
Grip is het vermogen van een wiel of band om op de ondergrond te blijven bewegen zonder te glijden. Dit is vooral belangrijk als het oppervlak glad is, zoals bijvoorbeeld op sneeuw.
Sneeuw bestaat in feite vooral uit lucht. En dus is 1 mm neerslag in sneeuwvorm veel volumineuzer. Meestal wordt aangenomen dat 1 mm neerslag inderdaad overeenkomt met een sneeuwdikte van 1 cm. Eén en ander hangt wel af van de soort sneeuw.
Sneeuw als vandaag in Nederland is geen alledaags verschijnsel. Meestal is het gewoon niet koud genoeg en valt er regen. Maar als de wind de noordhoek opzoekt, ontstaan er gemakkelijk sneeuwbuien in de arctische lucht, die over de warme Noordzee wordt aangevoerd.