Bij temperaturen van enkele graden onder het vriespunt klonteren de aangegroeide ijskristallen tot sneeuwvlokken samen. Vallen deze vlokken tot onder het 0 °C-niveau (het 0 °C-niveau is het laagste niveau waarop de luchttemperatuur lager is dan 0 °C), dan smelten ze en bereiken de aarde als regendruppels.
Ijsregen zijn dus regendruppels die pas bevriezen zodra ze in de koude vrieslaag vlak boven de grond terecht komen. Tijdens een traag doorzettende dooi kunnen afwisselend diverse neerslagvormen voorkomen: sneeuw, ijsregen, hagel of regen. Ook ijzel kan dan optreden.
Regen, waarvan de druppels een temperatuur lager dan 0°C hebben. Zodra zij in aanraking komen met het aardoppervlak, met voorwerpen op de grond of met vliegtuigen tijdens de vlucht vormen de druppels van onderkoelde regen een mengsel van water en ijs met een temperatuur van 0°C.
Regen valt inderdaad bijna altijd schuin, simpelweg omdat er bijna altijd wind is. Regen die valt onder een hoek van minder dan 10 graden komt nagenoeg nooit voor. Regendruppels zijn namelijk zo licht, dat de minste horizontale kracht (wind) ze van hun verticale baan (onder invloed van zwaartekracht) kan afbrengen.
Motregen of (lichte) regen
Motregen bestaat uit zeer fijne regendruppels, die kleiner zijn dan 0.5 mm. Ze vallen uit gelaagde bewolking. Dat is bewolking die zich over een groot gebied heeft uitgestrekt. Er valt per uur niet meer dan 1 liter per vierkante meter.
Kans op regen
Wel is het een aanduiding dat er minstens 0,3 mm regen valt. Dat is hetzelfde als 0,3 liter water per vierkante meter. Voorbeeld: Als in jouw buurt 30% kans op regen is, is er een 30% kans dat er op de dag (in 24 uur) 0,3 liter regen per vierkante meter valt. Dus is er 70% kans dat er geen regen valt.
“Wat '60% kans op neerslag' betekent is: Als jij 100 dagen lang op dezelfde willekeurige plek in Nederland gaat staan; dan zul je op 60 van die dagen een vorm van neerslag ervaren.
Bij temperaturen van enkele graden onder het vriespunt klonteren de aangegroeide ijskristallen tot sneeuwvlokken samen. Vallen deze vlokken tot onder het 0 °C-niveau (het 0 °C-niveau is het laagste niveau waarop de luchttemperatuur lager is dan 0 °C), dan smelten ze en bereiken de aarde als regendruppels.
Alle neerslag begint als sneeuw, behalve de zo karakteristieke motregen die bij temperaturen boven nul lager in de atmosfeer tijdens stabiele situaties ontstaat. Zodra waterdamp condenseert, ontstaan wolken.
Neerslag als regen en sneeuw ontstaat alleen als er wolken zijn. En al valt de regen meestal uit grote, dikke wolken, het kan ook regenen bij dunne bewolking. Als de wolken maar ijskristallen bevatten waar de regen uit ontstaat, en dat is bij hoge, dunne bewolking vaak het geval.
IJzel is onderkoelde regen, die bij aanraking van een voorwerp of oppervlakte, in ijs overgaat.
Lokale neerslag van meer dan 25 millimeter in een uur noemen we een hoosbui, terwijl meer dan 50 millimeter in één dag wordt aangeduid met 'een dag met zware neerslag'.
Over het algemeen valt in Nederland de meeste sneeuw in december, januari en februari. Soms doet de lente al bijna haar intrede als er nog sneeuw valt. In februari 2010 kopten de kranten bijvoorbeeld nog dat Nederland zich moest opmaken voor de hevigste sneeuwval in 30 jaar.
Bij temperaturen onder het vriespunt vormt sneeuw zich wanneer waterdamp tot ijskristallen verrijpt zonder tussenvorm van waterdruppels. Dit proces vindt vooral plaats tussen −5 en −20 °C en optimaal bij een temperatuur rond −12 °C.
Natte sneeuw
Bereiken de sneeuwvlokken op enkele honderden meters een temperatuur boven nul graden, dan smelten de vlokken deels en ontstaat 'natte' sneeuw. Natte sneeuw dwarrelt veel minder en verdwijnt meestal gelijk. Alleen bij veel natte sneeuw in korte tijd, kan de sneeuw tijdelijk blijven liggen.
Regen maakt zeer natte sneeuw. Dat is sneeuw die op dat moment zeer lawine-gevaarlijk is. Deze sneeuw is ook een ramp om te skiën en levensgevaarlijk voor je knieën.
Dit heeft niets met klimaatverandering te maken. De lucht koelt tijdens de regen enkele graden af echter daar de aarde en de atmosfeer rond de regenbui nog behoorlijk warm zijn zal na de bui het niet direct merkbaar koeler zijn, wel "benauwder" daar het vocht direkt weer verdampt.
De westkant heeft vaak het meest te maken met regen en wind. De gevel en kozijnen aan de westkant van je huis hebben dus sneller kans op vochtproblemen. Op het noorden komt nooit de zon, hier is het vaak vochtig en donker. Op de zuidkant staat de meeste zon.
Januari, de tweede maand van de meteorologische winter, is gemiddeld gezien de koudste maand van het jaar. De maandgemiddelden van de maximumtemperatuur liggen, naargelang van de plaats, tussen 0 en 6°C en die van de minimumtemperatuur tussen –5 en 1°C.
De donkerste periode is na Kerst voorbij, maar het wordt in de winter juist kouder als de dagen langer worden. In januari is het kouder dan in december en halverwege februari hebben we gemiddeld de koudste nachten. Het is dan al twee uur langer licht dan met Kerst.
In de herfst valt de meeste neerslag
'Het verschil in temperatuur en hoeveelheid zon tussen de Noordpool en het zuiden is in de winter groter. Het zijn die verschillen die voor stormen zorgen en die zorgen op hun beurt weer voor regen. '
De millimeters geven aan hoeveel water er per vierkante meter valt. En als het dan regent, hoe nat wordt het dan? Het enige wat je daaruit kunt afleiden is dat er minstens 0,3 millimeter water zal vallen. Pas dan klettert het zo hard dat de straten nat zijn.
Een natte dag is een dag met binnen een etmaal een hoeveelheid van 10 millimeter of meer. Een jaar telt landelijk gemiddeld 22 natte dagen. Om van een dag met zware regen te spreken moet er op minstens één van de officiële weerstations 50 millimeter of meer zijn gevallen.
De hoeveelheid neerslag wordt gemeten met een regenmeter. Dit is een trechtervormig instrument dat de neerslag in een verzamelbak opvangt. De hoeveelheid regenwater wordt uitgedrukt in millimeters. 1 millimeter regen komt overeen met 1 liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter.