Een CT-scan wordt vaak gebruikt bij het opsporen van ziektes. Een nadeel van een CT-scan is dat patiënten tijdens deze scans worden blootgesteld aan straling. Dit kan mogelijk stralingsgerelateerde tumoren veroorzaken.
Een CT-scan kent weinig risico's. De scan werkt met röntgenstraling. Eenmalig gebruik kan geen kwaad, maar bij veelvuldig gebruik kan het schadelijk zijn. Een arts vraagt dit onderzoek daarom alleen aan als het echt nodig is.
“Bij CT wordt een dosis röntgenstraling gebruikt die vele malen hoger is dan bij een gewone röntgenfoto. Röntgenstraling is schadelijk en richt zijn schade aan op het moment van toediening. Als standaard zou je kunnen aanhouden dat iemand niet meer dan drie maal per jaar CT-onderzoek mag ondergaan.
Blootstelling aan lage doses straling door medische onderzoeken die werken met ioniserende straling kan echter wel het risico op kanker op langere termijn verhogen. Die verhoging is bij medisch onderzoek weliswaar beperkt, maar het is wel de reden waarom artsen niet zomaar een CT-scan uitvoeren.
Het magnetische veld is verder niet schadelijk voor het lichaam. Dit is ook de belangrijkste reden waarom we bij Prescan kiezen voor een MRI-scan en niet voor een CT-scan. We willen je niet onnodig blootstellen aan röntgenstraling. Bij een CT-scan wordt ook meer röntgenstraling gebruikt dan bij een röntgenfoto.
We doen dit onderzoek om te kijken of iemand een bepaalde aandoening heeft. Bijvoorbeeld een abces, verwijd bloedvat, gebroken bot, bloeding, tumor, galsteen, niersteen of ontsteking. Met een CT-scan kunnen we ook controleren wat het resultaat is van een behandeling zoals een operatie of een medicijnenkuur.
De röntgenstralen geven een zwart, grijs of wit computerbeeld: weefsels die veel röntgenstralen absorberen geven witte beelden, terwijl weefsels die weinig straling absorberen zwarte beelden laten zien.
Bij de meeste onderzoeken wordt gebruik gemaakt van Technetium 99m. De hoeveelheid radioactiviteit van deze stof halveert iedere 6 uur. Daarnaast scheidt het lichaam deze stof via de natuurlijke weg uit. Hierdoor is de radioactieve stof slechts enkele dagen in uw lichaam aanwezig.
Ioniserende straling heeft directe en late effecten op ons lichaam. Directe effecten treden op kort nadat iemand is blootgesteld aan een hele hoge dosis radioactiviteit (vanaf 1 gray). Zo iemand kan stralingsziekte oplopen. Dit uit zich in misselijkheid, diarree en een toenemend tekort aan bloedlichaampjes.
De wetgeving hanteert limieten die niet overschreden mogen worden. Voor werknemers die tijdens het werk met ioniserende straling te maken hebben, geldt een maximale effectieve dosis van 20 millisievert (mSv) per jaar.
Uw lichaam neemt het contrastmiddel vanzelf op waarna het via de urine wordt uitgescheiden. Ondanks het feit dat het contrastmiddel veilig is, kan het zijn dat uw persoonlijke situatie maakt dat het toedienen van contrast afgeraden wordt.
Op de dag van het onderzoek mag u niet meer eten en drinken in de twee uur vóór de CT-scan. Wanneer u medicijnen gebruikt mag u deze innemen met een beetje water, tenzij uw arts u vertelt dat u deze medicijnen voor het onderzoek niet mag slikken. Neem iets te eten mee voor ná het onderzoek.
Als uw nieren minder goed werken, kan contrastmiddel via een infuus heel soms meer schade aan de nieren geven. Daarom kijkt de arts van tevoren of uw nieren goed werken. Soms krijgt u van tevoren extra vocht via een infuus. Zo is de kans kleiner dat u extra schade aan uw nieren krijgt.
Het laten maken van één of twee, of zelfs meerdere röntgenfoto's per jaar kan geen kwaad. Röntgenstraling is alleen schadelijk als u er vaak en lang aan blootgesteld wordt.
Relatie tussen straling en de kans op kanker
Voor stralingsbeschermingsdoeleinden gaat men uit van een lineaire relatie tussen stralingsdosis en de kans op het ontstaan van kanker, zonder een drempeldosis. Boven 100 mSv millisievert (millisievert) is deze relatie aangetoond.
De symptomen van stralingsziekte zijn hoofdpijn en vermoeidheid bij lichte vormen. Bij zeer zware gevallen treden zwaardere symptomen op, zoals misselijkheid, overgeven en uiteindelijk de dood binnen een paar weken. Iedereen die wordt blootgesteld aan een extreem hoge dosis straling krijgt stralingsziekte.
Behandeling. In principe bestaat er geen behandeling tegen de directe effecten van ioniserende straling. Slechts de secundaire effecten kunnen eventueel bestreden of beperkt worden. Het maakt overigens verschil of de bestraling lokaal of over het gehele lichaam plaatsvond.
Na het onderzoek heeft u nog ongeveer 24 uur lang radioactiviteit in uw lichaam. Dit is voor volwassenen niet gevaarlijk. Wel kunt u beter afstand houden van kinderen en zwangere vrouwen.
Radioactieve of beter gezegd ioniserende straling delen we in in alfa-, bèta- en gammastraling. Alfastraling is de gevaarlijkste van de drie. Alfastraling bestaat uit de kernen van heliumatomen die met 10.000 tot 20.000 km/s rondrazen.
Een CT-scanner geeft via röntgenstraling informatie over de structuur van weefsels. Een PET-scan brengt juist de stofwisseling van weefsels in beeld. Met de PET/CT-scan kan zowel de aard als de plaats van de afwijking nauwkeurig worden vastgesteld.
Mensen bij wie een vlekje op de long wordt geconstateerd, krijgen minder vaak kanker dan tot nu toe werd aangenomen. Vervolgonderzoek is daarom in maar twintig procent van de gevallen nodig. De grootte en de groei van het vlekje zijn bepalend.
Een echografie is een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven hoor je niet. De weerkaatsing (echo) van de golven maakt organen en weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts de organen in het lichaam beoordelen en een mogelijke tumor en/of uitzaaiingen zien.
De klachten die uitzaaiingen in de longen geven zijn vaak beperkt en onopvallend, denk aan hoesten en kortademigheid, of het ophoesten van bloed. Hierdoor kan het enige tijd duren voordat de uitzaaiingen worden ontdekt.