Sneeuw is een vorm van neerslag die uit ijskristallen of een samenklontering hiervan bestaat. De ijskristallen hebben zes punten en ze zijn er in verschillen soorten en maten. Bij een temperatuur van +1 graad zijn de sneeuwvlokken het grootst.
Sneeuw is een vorm van neerslag die bestaat uit ijskristallen, welke bekend staan als sneeuwvlokken. Het is een weersverschijnsel in een vaste vorm van water, oftewel ijs.
Alle neerslag begint als sneeuw, behalve de zo karakteristieke motregen die bij temperaturen boven nul lager in de atmosfeer tijdens stabiele situaties ontstaat. Zodra waterdamp condenseert, ontstaan wolken.
Wanneer de temperatuur plotseling onder het vriespunt daalt, veranderen de waterdruppels van de wolken tot ijskristallen. Op weg naar beneden komen deze in aanraking met stofdeeltjes als zand, rook en as deeltjes die in de lucht zweven. Zo groeien de ijskristallen geleidelijk aan tot sneeuwkristallen.
Natte sneeuw
Bereiken de sneeuwvlokken op enkele honderden meters een temperatuur boven nul graden, dan smelten de vlokken deels en ontstaat 'natte' sneeuw. Natte sneeuw dwarrelt veel minder en verdwijnt meestal gelijk. Alleen bij veel natte sneeuw in korte tijd, kan de sneeuw tijdelijk blijven liggen.
Over het algemeen valt in Nederland de meeste sneeuw in december, januari en februari. Soms doet de lente al bijna haar intrede als er nog sneeuw valt. In februari 2010 kopten de kranten bijvoorbeeld nog dat Nederland zich moest opmaken voor de hevigste sneeuwval in 30 jaar.
Als je aan sneeuw denkt, denk je aan kou. Vrieskou is precies wat je nodig hebt voor sneeuw. De hele luchtlaag waar de neerslag doorheen valt, moet een temperatuur hebben van rond of onder het vriespunt. Sneeuw krijg je dus alleen in ijskoude lucht.
Bij temperaturen van enkele graden onder het vriespunt klonteren de aangegroeide ijskristallen tot sneeuwvlokken samen. Vallen deze vlokken tot onder het 0 °C-niveau (het 0 °C-niveau is het laagste niveau waarop de luchttemperatuur lager is dan 0 °C), dan smelten ze en bereiken de aarde als regendruppels.
Daar vriest het, zodat neerslag die uit zulke hoge wolken komt uit ijsklontjes of sneeuwvlokken bestaat. Onderweg kunnen deze klontjes door hogere temperaturen ontdooien, zodat het effect regen is. Is het echter erg koud, dan smelt de neerslag niet en ervaar je dit als sneeuw of hagel.
Sinds 1959 worden sneeuwhoogten in Nederland nauwkeurig bijgehouden. Tegenwoordig valt ergens in Nederland ongeveer 20 dagen per jaar natte sneeuw of sneeuw. Vroeger telde Nederland duidelijk meer sneeuwdagen.
Regen maakt zeer natte sneeuw. Dat is sneeuw die op dat moment zeer lawine-gevaarlijk is. Deze sneeuw is ook een ramp om te skiën en levensgevaarlijk voor je knieën.
Lokale neerslag van meer dan 25 millimeter in een uur noemen we een hoosbui, terwijl meer dan 50 millimeter in één dag wordt aangeduid met 'een dag met zware neerslag'.
Stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regen.
Op deze eerste dag van april ligt een groot deel van Nederland bedolven onder een laag sneeuw van 1 tot 8 centimeter. Gisteravond lag op de Posbank bij het Gelderse Rheden al 14 centimeter. Vanochtend lag in de hogere delen van Nijmegen 13 cm en op de hoge Veluwe bij Rheden 15 cm.
Volgens weerhistoricus Christopher Burt ligt de plek op aarde waar de meeste sneeuw valt in de Japanse Alpen (daar waar de bergen door de prefectuur Nagano lopen), even ten westen van Tokamachi en Takakura.
Januari en februari zijn de meest sneeuwzekere maanden in de Alpen. Vanaf maart begint de sneeuw weer te smelten, voordeel van de hogere temperaturen is dat je tijdens Pasen vaak skiet in prachtig weer.
Als er veel waterdruppels in een wolk zitten, is de wolk dikker en kan er minder zonlicht doorheen. Ze zijn dan donkerder. Een wolk wordt extra zwaar als er veel water in zit. Dan kunnen de druppels niet meer in de lucht blijven hangen en vallen ze naar beneden: het regent!
Wolken zijn namelijk van groot belang in ons leven. Zonder wolken geen regen en zonder regen geen boer die zijn land kan verbouwen. Dat is maar een van de talloze voorbeelden waarom wolken belangrijk zijn in ons leven.
Regen is een vorm van neerslag waarbij waterdruppels uit een wolk vallen. Als de temperatuur van de wolk en de lucht onder de wolk boven nul is, bestaat de wolk geheel uit water. Door botsing van waterdruppeltjes kunnen de druppels verder aangroeien. Zijn ze groot genoeg, dan vallen ze uit de wolk en regent het.
Kans op regen
Wel is het een aanduiding dat er minstens 0,3 mm regen valt. Dat is hetzelfde als 0,3 liter water per vierkante meter. Voorbeeld: Als in jouw buurt 30% kans op regen is, is er een 30% kans dat er op de dag (in 24 uur) 0,3 liter regen per vierkante meter valt. Dus is er 70% kans dat er geen regen valt.
Als we kijken naar de hoeveelheid regen, vind je de natste plek op aarde, in India. Het is het dorpje Mawsynram in de staat Meghalaya. Het regent daar echt veel. Per jaar valt daar gemiddeld 11.872 millimeter regen.
Een natte dag is een dag met binnen een etmaal een hoeveelheid van 10 millimeter of meer. Een jaar telt landelijk gemiddeld 22 natte dagen. Om van een dag met zware regen te spreken moet er op minstens één van de officiële weerstations 50 millimeter of meer zijn gevallen.
Valt de neerslag in vaste vorm, bijvoorbeeld als sneeuw of ijzel, dan wordt de neerslag door een verwarmingselement in de regenmeter gesmolten. 1 millimeter smeltwater is te vergelijken met een sneeuwhoogte van 1 centimeter.
Om sneeuw te laten smelten, moet er veel energie in de vorm van warmte worden toegevoegd. Deze warmte, ook wel smeltwarmte genoemd, wordt onttrokken aan de bodem en aan de lucht net boven de grond. Hierdoor wordt het geleidelijk steeds kouder en op een gegeven moment is het zo koud dat de sneeuw blijft liggen.
Sneeuw bestaat uit kleine ijskristallen. Soms valt er een mengsel van sneeuw en regen: natte sneeuw. Nog een andere vorm van neerslag is hagel. Hagel ontstaat als er sterk stijgende luchtstromen zijn.