01 · Sneeuw is geen bevroren regen Ze slaan de vloeibare toestand over, zeg maar. Sneeuwvlokken zijn altijd zeskantig en omdat elke sneeuwkristal zijn eigen reis maakt door de wolken en het tijdstip en de afstand van de val nooit gelijk zijn, bestaan er geen twee identieke kristallen.
Ijsregen zijn dus regendruppels die pas bevriezen zodra ze in de koude vrieslaag vlak boven de grond terecht komen. Tijdens een traag doorzettende dooi kunnen afwisselend diverse neerslagvormen voorkomen: sneeuw, ijsregen, hagel of regen. Ook ijzel kan dan optreden.
Hoog in de wolken begint de neerslag in onze streken meestal te vallen als sneeuw, zelfs in de zomer. Het hangt van de verticale temperatuursverdeling in de atmosfeer af onder welke vorm de neerslag het aardoppervlak bereikt. Als bijvoorbeeld de temperatuur overal negatief in de hoogte blijft, valt er sneeuw.
Sneeuw is eigenlijk bevroren regen. Wanneer de temperatuur plotseling onder het vriespunt daalt, veranderen de piepkleine waterdruppels van de wolken in hele fijne ijsnaaldjes.
Hoe ontstaat sneeuw? Alle neerslag begint als sneeuw, behalve de zo karakteristieke motregen die bij temperaturen boven nul lager in de atmosfeer tijdens stabiele situaties ontstaat. Zodra waterdamp condenseert, ontstaan wolken.
Regen doet sneeuw wel zetten en inklinken. In verse sneeuw en poedersneeuw zit veel lucht en als het regent zal die lucht uit de sneeuw verdwijnen en wordt de sneeuw compacter. Door regen wordt het proces van zetten dus extreem versneld maar het smelten valt mee.
Als je aan sneeuw denkt, denk je aan kou. Vrieskou is precies wat je nodig hebt voor sneeuw. De hele luchtlaag waar de neerslag doorheen valt, moet een temperatuur hebben van rond of onder het vriespunt. Sneeuw krijg je dus alleen in ijskoude lucht.
01 · Sneeuw is geen bevroren regen
Sneeuwvlokken ontstaan uit waterdamp in de wolken. Ze slaan de vloeibare toestand over, zeg maar.
Wat is sneeuw eigenlijk? Wanneer de temperaturen onder het vriespunt komen, krijgt de waterdamp hoog in de lucht een vaste vorm, het wordt omgevormd tot kleine ijskristallen. De optimale temperatuur voor dit proces is -12°C.
Het is moeilijk te geloven, maar historisch gezien valt er elk jaar gemiddeld tussen de 30 en 38 meter nieuwe sneeuw in de Japanse Alpen. Dit betekent dat het gebied in het westen van het hoofdeiland Honshu, dat ook bekend staat om dit extreme weer, wordt beschouwd als de regio met de meeste sneeuw ter wereld.
Bereiken de sneeuwvlokken op enkele honderden meters een temperatuur boven nul graden, dan smelten de vlokken deels en ontstaat 'natte' sneeuw. Natte sneeuw dwarrelt veel minder en verdwijnt meestal gelijk. Alleen bij veel natte sneeuw in korte tijd, kan de sneeuw tijdelijk blijven liggen.
1 millimeter regen komt overeen met 1 liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter. Valt de neerslag in vaste vorm, bijvoorbeeld als sneeuw of ijzel, dan wordt de neerslag door een verwarmingselement in de regenmeter gesmolten. 1 millimeter smeltwater is te vergelijken met een sneeuwhoogte van 1 centimeter.
Het is heel erg afhankelijk van temperatuur, luchtdrukverschillen, ondergrond, etc… Maar zware sneeuw is rond de 5cm en poedersneeuw 20cm of meer voor dezelfde neerslaghoeveelheid.
IJsregen is regen die vanuit een hogere laag is gevallen door lagen die tot onder 0 graden Celsius zijn afgekoeld. De regen bevriest tijdens die val tot kleine ijsbolletjes voor het de grond bereikt.
In de koudere luchtlaag daalt de temperatuur van de regendruppels tot onder het vriespunt, maar ze bevriezen nog niet. Dit zijn onderkoelde regendruppels, die wel plots bevriezen bij een schok, bijvoorbeeld als ze op de grond of op een voorwerp vallen. Deze neerslagvorm noemen we ijzel.
De sneeuw smelt onderweg en wordt regen maar vriest daarna weer aan. Een bevroren regendruppel daalt neer op de aarde, dit noemen we hagel.
Het gaat in heel het land regelmatig regenen, met middagtemperaturen tussen de 4 en 6 graden. Dat is na de afgelopen koude dagen wel redelijk 'warm'. In het noorden en noordoosten kan de neerslag nog steeds als natte sneeuw vallen, want daar blijven de temperaturen hangen bij 1 tot 3 graden.
Door felle sneeuwbuien kan het plaatselijk even wit worden. Het wordt 2 tot 5 graden, maar tijdens de buien ligt de temperatuur rond het vriespunt. Ook na maandag is er dagelijks kans op sneeuw.
De winter van 1963 was de koudste van de twintigste eeuw. Op veel plaatsen vroor het bijna drie maanden achtereen elke dag.
Wanneer sneeuw naar beneden valt, neemt het allerlei vieze deeltjes op. Denk bijvoorbeeld aan nitraten, sulfaten, zouten en allerlei andere stoffen die in water oplosbaar zijn. Wanneer de sneeuw zich een weg naar de grond baant, neemt het steeds meer verzurende deeltjes op. Zure sneeuw is 'minder zuur' dan zure regen.
Op een heldere dag moet het een aantal graden dooien voordat sneeuw echt gaat smelten. Als het zover is zijn het slechts de eerste centimeters van het sneeuwdek die gaan smelten. Pas als deze laag verzadigd raakt zal water door de sneeuwlaag heen gaan druppelen. Hoe compacter de sneeuw, hoe langer dit duurt.
Sneeuw is van nature veel lichter dan water. Men gaat er van uit dat 1 mm neerslag overeenkomt met 1 cm sneeuw, maar dat is een gemiddelde. Luchtige sneeuw (die valt bij temperaturen rond het vriespunt) bevat verhoudingsgewijs meer lucht en zorgt dus voor een dikker sneeuwtapijt dan koude, droge sneeuw.
Algemeen wordt sneeuwval geassocieerd met temperaturen onder het vriespunt, maar dit hoeft niet noodzakelijk altijd het geval te zijn. Op de weerkaarten is te zien dat er regelmatig sneeuwsymbolen staan bij +1 à 2°C.
Echter, die sneeuwduinen waren niet veroorzaakt door een grote hoeveelheid sneeuw, maar door sneeuwval in combinatie met een straffe wind. Over het algemeen valt in Nederland de meeste sneeuw in december, januari en februari.
Wanneer de temperatuur plotseling onder het vriespunt daalt, veranderen de waterdruppels van de wolken tot ijskristallen. Op weg naar beneden komen deze in aanraking met stofdeeltjes als zand, rook en as deeltjes die in de lucht zweven. Zo groeien de ijskristallen geleidelijk aan tot sneeuwkristallen.