Noordoostenwind. Een noordoostenwind voert meestal relatief koude, maar vaak behoorlijke droge, lucht aan.
De wind draait overal naar het noordoosten, waarmee koude lucht over ons land uitstroomt. In de vroege ochtend ligt de temperatuur rond het vriespunt in het binnenland en overdag loopt de temperatuur daar maar nauwelijks op met maxima van 2 graden. Elders is het ook vrij koud met maximaal 3 of 4 graden.
Een noordoostenwind is 45 graden, een zuidoostenwind is 135 graden, een zuidwestenwind is 225 graden en een noordwestenwind is 315 graden. Bij de laatste acht windrichtingen wordt de windrichting in het weer afgekort met drie letters.
Een noordoostenwind kenmerkt zich meestal door vrij koude, maar droge, lucht. In de winter zorgt dat voor een droog en guur gevoel. De meeste koudegolven komen voor bij wind uit het noordoosten. Als de wind weken lang uit deze richting waait, kan deze extreem koude lucht aanvoeren.
De windrichting heeft een grote invloed op de temperatuur in Nederland. In de herfst koelt het land snel af, de zee blijft relatief warm. Als het vanuit zee waait, is het relatief zacht in Nederland. Als de wind uit het oosten waait, is het relatief koud.
Aan de oostkant van dit hogedrukgebied waait er een noord- tot noordoostenwind. Deze wind voert koele lucht naar de Benelux, maar wel droge en stabiele lucht. Hierdoor is er weinig tot geen convectie en liggen er geen neerslagzones in de aanvoerrichting. Dit resulteert in droog weer met veel ruimte voor de zon.
Nu koelt het land 's winters heel snel af en warmt het 's zomers snel op. Een oostenwind bezorgt ons 's zomers dus heel warme landlucht. Diezelfde oostenwind waait 's winters ijskoude landlucht naar onze streken.
Wat is föhn(wind)? Föhn is een warme, droge wind die regelmatig aan de noord- en zuidzijde van de Alpen waait. Deze kan de temperatuur ontzettend doen stijgen, met als gevolg een dramatische terugloop van de sneeuwkwaliteit. Een föhnwind kan uit verschillende hoeken waaien, maar de meest beruchte is de zuidföhn.
Föhn. Een van de bekendste winden is de Föhn. De naam komt van het Gotische woord voor vuur (fôhn) en het Latijnse woord voor warme wind (favonius). In Europa is het meest voorkomend aan de noord- en zuidkant van de Alpen maar ook bij andere gebergtes komt deze wind voor.
Gangbaarheid. Het woord noordenwind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Westenwinden brengen in de lente of zomer frisse vochtige lucht en in de herfst of winter zachte vochtige lucht. Er is dus veel bewolking en de kans op buien is aanzienlijk. De temperatuur ligt bij westenwinden in de winter vaak hoger en in de zomer lager dan normaal.
Het noordoosten wordt dus gezien als de plaats die iets ligt ten noorden van waar de zon opkomt, niet als de plaats die ten oosten ligt van de richting van de magnetische pool.
Arctische lucht is afkomstig uit de poolstreken. Wind uit die richting levert koud weer op. Lucht afkomstig uit de poolstreken, het gebied van de Noordelijke IJszee, Groenland en het noorden van Scandinavië wordt arctische lucht genoemd. In de vaak met sneeuw en ijs bedekte gebieden in het noorden is het koud.
Oosten-, zuidoosten- en zuidenwind zijn droge en in de zomer hete en in de winter koude winden. Zuidenwind brengt ook vaak warme lucht uit Zuid-Europa met zich mee, een noordenwind koudere poollucht.
Grote variaties in noordenwind van jaar op jaar
Gemiddeld over de periode van 1960 tot nu tellen april en mei 23 dagen met een noordenwind (figuur 2). Dit jaar is uitzonderlijk met maar liefst 37 dagen. Gemiddeld komt dit maar eens in de 15 jaar voor.
Vanavond is het half bewolkt met in het oosten een enkele bui. De wind komt eerst uit het zuidwesten, later uit het westen en wordt matig tot vrij krachtig, vlak aan zee krachtig of hard, windkracht 6 tot 7 en in het Waddengebied later mogelijk stormachtig, windkracht 8.
Soorten wind
Windkracht wordt aangeduid met de schaal van beaufort en gemeten met een anemometer. Wind kan ook voorkomen als valwind, tornado, windhoos, waterhoos, of orkaan.
Uitleg over storm. Vanaf windkracht 9 spreken we van storm, om precies te zijn als de gemiddelde windsnelheid minstens 1 uur gelijk is aan windkracht 9. Het KNMI gaat uit van storm als een uurgemiddelde windsnelheid tussen 75 en 88 kilometer per uur (20,8 - 24,4 meter per seconde) gemeten wordt.
Men spreekt van een windstoot als er een snelheid van 50 km/p uur wordt bereikt. Bij 75 km/p uur volgt er een waarschuwing voor 'zware windstoten'. Bij meer dan 100 km/p uur een waarschuwing voor 'zeer zware windstoten' Windstoten ontwikkelen zich rondom buien, ze kunnen plots toeslaan en van windrichting veranderen.
Nederland heeft een gematigd zeeklimaat en dat heeft een reden. De wind komt bij ons vaak uit het zuidwesten en blaast dan milde lucht vanaf de Noordzee over ons land.
Gemiddeld genomen komt de wind bijna 50% van de tijd uit het westen tot zuiden. Als de wind meer uit het oosten of noorden zou komen, zou ons weer er veel anders uit zien.
Of de kans op noordenwind blijvend afgenomen is door de opwarming van het klimaat, dat weten we niet. De oorzaak voor de langjarige variaties in noordenwind is onderwerp van lopend onderzoek en hangt mogelijk samen met variaties in oceaanstromingen of veranderingen in de stratosferische straalstroom.